Richtere 9:52-57

52 Toen kwam Abimelech tot aan den toren, en bestormde dien; en hij genaakte tot aan de deur des torens, om dien met vuur te verbranden.
53 Maar een vrouw wierp een stuk van een molensteen op Abimelechs hoofd; en zij verpletterde zijn hersenpan.
54 Toen riep hij haastelijk den jongen, die zijn wapenen droeg, en zeide tot hem: Trek uw zwaard uit, en dood mij, opdat zij niet van mij zeggen: Een vrouw heeft hem gedood. En zijn jongen doorstak hem, dat hij stierf.
55 Als nu de mannen van Israel zagen, dat Abimelech dood was, zo gingen zij een iegelijk naar zijn plaats.
56 Alzo deed God wederkeren heet kwaad van Abimelech, dat hij aan zijn vader gedaan had, dodende zijn zeventig broederen.
57 Desgelijks al het kwaad der lieden van Sichem deed God wederkeren op hun hoofd; en de vloek van Jotham, den zoon van Jerubbaal, kwam over hen.

Richtere 9:52-57 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JUDGES 9

This chapter contains an account of the craft and cruelty of Abimelech, by which he got himself made king of the Shechemites, Jud 9:1-6 of the parable of Jotham, the youngest son of Gideon, concerning the trees, in which he exposes their folly in making Abimelech king, and foretells the ruin of them both, Jud 9:7-21 of the contentions which arose between Abimelech, and the men of Shechem, increased by Gaal the son of Ebed, Jud 9:22-29 who was drawn into a battle with Abimelech, and beaten and forced to fly, Jud 9:30-41 but the quarrel between Abimelech and the men of Shechem ceased not, but still continued, which issued in the entire ruin of the city and the inhabitants of it, Jud 9:42-49 and in the death of Abimelech himself, according to Jotham's curse, Jud 9:50-57.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.