Zefanja 1:3-13

3 Ik zal wegrapen mensen en beesten; Ik zal wegrapen de vogelen des hemels, en de vissen der zee, en de ergernissen met de goddelozen; ja, Ik zal de mensen uit dit land uitroeien, spreekt de HEERE.

4 En Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen Juda, en tegen alle inwoners van Jeruzalem; en Ik zal uit deze plaats uitroeien het overblijfsel van Baal, en den naam der Chemarim met de priesters;

5 En die zich nederbuigen op de daken voor het heir des hemels, en die zich nederbuigende zweren bij den HEERE, en zweren bij Malcham;

6 En die terugkeren van achter den HEERE; en die den HEERE niet zoeken, en vragen naar Hem niet.

7 Zwijgt voor het aangezicht des Heeren HEEREN; want de dag des HEEREN is nabij; want de HEERE heeft een slachtoffer bereid, Hij heeft Zijn genoden geheiligd.

8 En het zal geschieden in den dag van het slachtoffer des HEEREN, dat Ik bezoeking zal doen over de vorsten, en over de kinderen des konings, en over allen, die zich kleden met vreemde kleding.

9 Ook zal Ik ten zelven dage bezoeking doen over al wie over den dorpel springt; die het huis hunner heren vullen met geweld en bedrog.

10 En er zal te dien dage, spreekt de HEERE, een stem des gekrijts zijn van de Vispoort af, en een gehuil van het tweede gedeelte, en een grote breuk van de heuvelen af.

11 Huilt, gij inwoners der laagte! Want al het volk van koophandel is uitgehouwen, al de gelddragers zijn uitgeroeid.

12 En het zal geschieden te dien tijde, Ik zal Jeruzalem met lantaarnen doorzoeken; en Ik zal bezoeking doen over de mannen, die stijf geworden zijn op hun droesem, die in hun hart zeggen: De HEERE doet geen goed, en Hij doet geen kwaad.

13 Daarom zal hun vermogen ten roof worden, en hun huizen tot verwoesting; zij bouwen wel huizen, maar zij zullen ze niet bewonen; en zij planten wijngaarden, maar zij zullen derzelver wijn niet drinken.

Zefanja 1:3-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ZEPHANIAH

This book in some Hebrew copies is called "Sepher Zephaniah", the Book of Zephaniah. Its title, in the Vulgate Latin version, is, the Prophecy of Zephaniah; and, in the Syriac version, the Prophecy of the Prophet Zephaniah; and so the Arabic version calls him a prophet; and he is the last of the minor prophets that prophesied before the Babylonish captivity. The time of his prophesying, as well as his, parentage, are expressed Zep 1:1, and therefore need not be inquired into; only the sad mistake of Hobbes {a} may be observed, who makes him to be the most ancient of the prophets, and to be contemporary with Amaziah and Uzziah, kings of Judah, when he is expressly said to prophesy in the days of Josiah. Pseudo-Epiphanius {b} calls him a prophet of Sarabatha, of a mountain of that name, and says he was of the tribe of Simeon; and in this Isidore {c} agrees with him; and both affirm that he died and was buried in his own native place; but the author of the Cippi Hebraici {d} says he was buried at Geba, in Mount Lebanon, in the midst of a cave shut up, where his school continues; and from which place the clouds never depart, and where also are flowing fountains. His name, according to Jerom, signifies either "the Lord's watch tower", or "watchman"; or else "the secret of the Lord"; or, "his hidden one"; deriving his name, either from hpu, which signifies to "look out", as a watchman from his tower; or from Npu, "to hide"; which latter derivation is best; and some interpret it "a revealer of the secrets", or "hidden things, of the Lord"; and take it to be much the same with Zaphnathpaaneah, the name given to Joseph by Pharaoh, Ge 41:45, and is of the same signification: but Hillerus {e} interprets the name of Zephaniah, "the Lord hid himself"; which agrees with the times in which he lived. That this prophecy was wrote by himself, there need be no doubt of; nor of the authenticity of it, being always received by the Jewish synagogue as authentic; and as it appears to be from its style and manner of composition; from the subject matter of it agreeing with other parts of Scripture, especially with Jeremiah and Ezekiel; and from the accomplishment of various prophecies in it. There are indeed some spurious things which have been ascribed to him, as the "analepsis" or assumption of Zephaniah the prophet, and the prophecy of Zephaniah, consisting of six hundred verses; but these are apocryphal, and have no likeness to this prophecy; in which he foretells the destruction of the Jews by the Chaldeans for their sins, which he inveighs against, and calls them to repentance for them, as also the ruin of many other nations, all which came to pass; as well as he prophesies of the calling of the Gentiles, and the conversion of the Jews, and of the comfortable state of the church in Gospel times, and especially in the latter day.

{a} Leviathan, c. 33. {b} De Prophet. Vita & Interitu, c. 19. {c} De Vita & Morte Sanct. c. 48. {d} P. 50. Ed. Hottinger. {e} Onomastic. Sacr. p. 471, 952.

\\INTRODUCTION TO ZEPHANIAH 1\\

After the title of the book, Zep 1:1, follows the Lord's threatening of the land of Judea with an utter consumption of it, and of all creatures in it, for the sins of its inhabitants, especially their idolatry and apostasy, Zep 1:2-6, and this is represented under the notion of a sacrifice, to which guests are bid; and which even princes, and those of the blood royal, should not escape, nor ministers of state, or such who filled their masters' houses with violence, Zep 1:7-9. Some particular places are mentioned, where there should be a great noise of crying and howling, and especially Jerusalem, which should be diligently searched, and its goods become a booty, and its houses desolate, Zep 1:10-13. This destruction is spoken of as near at hand, and is described as very terrible and distressing, Zep 1:14-17 and as inevitable; nothing would be able to deliver from it, Zep 1:18.