1 Samuël 20:37-42

37 Toen de jongen tot aan de plaats des pijls, dien Jonathan geschoten had, gekomen was, zo riep Jonathan den jongen na, en zeide: Is niet de pijl van u af en verder?
38 Wederom riep Jonathan den jongen na: Haast u, spoed u, sta niet stil! De jongen van Jonathan nu raapte den pijl op, en hij kwam tot zijn heer.
39 Doch de jongen wist er niets van; Jonathan en David alleen wisten van de zaak.
40 Toen gaf Jonathan zijn gereedschap aan den jongen, dien hij had; en hij zeide tot hem: Ga heen, breng het in de stad.
41 Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde, en hij boog zich driemaal; en zij kusten elkander, en weenden met elkander, totdat het David gans veel maakte.
42 Toen zeide Jonathan tot David: Ga in vrede; hetgeen wij beiden in den Naam des HEEREN gezworen Hebben, zeggende: De HEERE zij tussen mij en tussen u, en tussen mijn zaad en tussen uw zaad, zij tot in eeuwigheid! [ (I Samuel 20:43) Daarna stond hij op, en ging heen; en Jonathan kwam in de stad. ]

1 Samuël 20:37-42 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST SAMUEL 20

David fleeing from Naioth came to Jonathan, and acquainted him with his circumstances, and entreated his favour, 1Sa 20:1-8; which Jonathan promised, and renewed the covenant with him, 1Sa 20:9-17; a scheme was formed between them, by which David might know whether Saul was reconciled to him, and he might come to court, 1Sa 20:18-23; which being tried, Jonathan found it was not safe for him to appear, 1Sa 20:24-34; of which he gave notice by the signals agreed on, 1Sa 20:35-40; and they took their leave of one another with strong expressions of affection and attachment to each other, 1Sa 20:41,42.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.