1 Samuël 30:24-31

24 Wie zou toch ulieden in deze zaak horen? Want gelijk het deel dergenen is, die in den strijd mede afgetogen zijn, alzo zal ook het deel dergenen zijn, die bij het gereedschap gebleven zijn; zij zullen gelijkelijk delen.
25 En dit is van dien dag af en voortaan alzo geweest; want hij heeft het tot een inzetting en tot een recht gesteld in Israel, tot op dezen dag.
26 Als nu David te Ziklag kwam, zo zond hij tot de oudsten van Juda, zijn vrienden, van den buit, zeggende: Ziet, daar is een zegen voor ulieden, van den buit der vijanden des HEEREN.
27 Namelijk tot die te Beth-El, en tot die te Ramoth tegen het zuiden, en tot die te Jather,
28 En tot die te Aroer, en tot die te Sifmoth, en tot die te Esthemoa,
29 En tot die te Rachel, en tot die, welke in de steden der Jerahmeelieten waren, en tot die, welke in de steden der Kenieten waren,
30 En tot die te Horma, en tot die te Chor-Asan, en tot die te Atach,
31 En tot die te Hebron, en tot al de plaatsen, waar David gewandeld had, hij en zijn mannen.

1 Samuël 30:24-31 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST SAMUEL 30

This chapter relates the condition Ziklag was in when David and his men came to it, the city burnt, and their families carried captive by the Amalekites, which occasioned not only a general lamentation, but mutiny and murmuring in David's men, 1Sa 30:1-6; the inquiry David made of the Lord what he should do, who is bid to pursue the enemy; and being directed by a lad where they were, fell upon them, and routed them, and brought back the captives with a great spoil, 1Sa 30:7-20; the distribution of the spoil, both to those that went with him, and to those who through faintness were left behind, 1Sa 30:21-25; and the presents of it he sent to several places in the tribe of Judah, who had been kind to him when he dwelt among them, 1Sa 30:26-31.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.