1 Samuël 30:27

27 Namelijk tot die te Beth-El, en tot die te Ramoth tegen het zuiden, en tot die te Jather,

1 Samuël 30:27 Meaning and Commentary

1 Samuel 30:27

To [them] which [were] in Bethel
One part of the spoil was sent to them; not to those in Bethel, in the tribe of Benjamin, but in Kirjathjearim, called Bethel, or the house of God, because the ark was there, see ( 1 Samuel 7:1 ) ( 10:3 ) ; moreover, this place was also called Baalah, which some think is referred to here, see ( Joshua 15:9 ) ;

and to [them] which [were] in south Ramoth;
a city of the tribe of Simeon, which lay within the lot of Judah; of which see ( Joshua 19:8 ) ;

and to [them] which [were] in Jattir;
a city of the tribe of Judah, (See Gill on Joshua 15:48).

1 Samuël 30:27 In-Context

25 En dit is van dien dag af en voortaan alzo geweest; want hij heeft het tot een inzetting en tot een recht gesteld in Israel, tot op dezen dag.
26 Als nu David te Ziklag kwam, zo zond hij tot de oudsten van Juda, zijn vrienden, van den buit, zeggende: Ziet, daar is een zegen voor ulieden, van den buit der vijanden des HEEREN.
27 Namelijk tot die te Beth-El, en tot die te Ramoth tegen het zuiden, en tot die te Jather,
28 En tot die te Aroer, en tot die te Sifmoth, en tot die te Esthemoa,
29 En tot die te Rachel, en tot die, welke in de steden der Jerahmeelieten waren, en tot die, welke in de steden der Kenieten waren,
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.