2 Koningen 4:39-44

39 Toen ging er een uit in het veld, om moeskruiden te lezen, en hij vond een wilden wijnstok, en las daarvan, zijn kleed vol wilde kolokwinten, en kwam, en sneed ze in den moespot; want zij kenden ze niet.
40 Daarna schepten zij voor de mannen op om te eten; en het geschiedde, als zij aten van dat moes, dat zij riepen en zeiden: Man Gods, de dood is in den pot! En zij konden het niet eten.
41 Maar hij zeide: Brengt dan meel; en hij wierp het in den pot; en hij zeide: Schep voor het volk op, dat zij eten. Toen was er niets kwaads in den pot.
42 En er kwam een man van Baal-Salisa, en bracht den man Gods broden der eerstelingen, twintig gerstebroden, en groene aren in haar hulzen; en hij zeide: Geef aan het volk, dat zij eten.
43 Doch zijn dienaar zeide: Wat zou ik dat aan honderd mannen voorzetten? En hij zeide: Geef aan het volk, dat zij eten; want alzo zegt de HEERE: Men zal eten en overhouden.
44 Zo zette hij het hun voor, en zij aten, en zij hielden over, naar het woord des HEEREN.

2 Koningen 4:39-44 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 KINGS 4

This chapter treats of the miracles of Elisha, of his multiplying a poor widow's pot of oil for the payment of her husband's debts, 2Ki 4:1-7 of obtaining a son for a Shunamitish woman, who had been very hospitable to him, 2Ki 4:8-17, of his raising up her son to life when dead, 2Ki 4:18-37, of his curing the deadly pottage made of wild gourds, 2Ki 4:38-41, and of his feeding one hundred men with twenty barley loaves, 2Ki 4:42-44.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.