2 Samuël 10:6-16

6 Toen nu de kinderen Ammons zagen, dat zij zich bij David stinkende gemaakt hadden, zonden de kinderen Ammons heen, en huurden van de Syriers van Beth-Rechob, en van de Syriers van Zoba, twintig duizend voetvolks, en van den koning van Maacha duizend man, en van de mannen van Tob twaalf duizend man.
7 Als David dit hoorde, zond hij Joab heen, en het ganse heir met de helden.
8 En de kinderen Ammons togen uit, en stelden de slagorde voor de deur der poort; maar de Syriers van Zoba, en Rechob, en de mannen van Tob en Maacha waren bijzonder in het veld.
9 Als nu Joab zag, dat de spits der slagorde tegen hem was, van voren en van achteren, zo verkoos hij uit alle uitgelezenen van Israel, en stelde hen in orde tegen de Syriers aan;
10 En het overige des volks gaf hij onder de hand van zijn broeder Abisai, die het in orde stelde tegen de kinderen Ammons aan.
11 En hij zeide: Zo de Syriers mij te sterk zullen zijn, zo zult gij mij komen verlossen; en zo de kinderen Ammons u te sterk zullen zijn, zo zal ik komen om u te verlossen.
12 Wees sterk, en laat ons sterk zijn voor ons volk, en voor de steden onzes Gods; de HEERE nu doe, wat goed is in Zijn ogen.
13 Toen naderde Joab, en het volk, dat bij hem was, tot den strijd tegen de Syriers; en zij vloden voor zijn aangezicht.
14 Als de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, en kwamen in de stad. En Joab keerde weder van de kinderen Ammons, en kwam te Jeruzalem.
15 Toen nu de Syriers zagen, dat zij voor Israels aangezicht geslagen waren, zo vergaderden zij zich weder te zamen.
16 En Hadad-ezer zond heen, en deed de Syriers uitkomen, die op gene zijde der rivier zijn, en zij kwamen te Helam; en Sobach, Hadad-ezers krijgsoverste, toog voor hun aangezicht heen.

2 Samuël 10:6-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO SECOND SAMUEL 10

This chapter gives an account of the ill treatment of David's messengers to the king of Ammon, who were sent to condole the death of his father, and were basely used by him, which David resented, 2Sa 10:1-5; which the Ammonites perceiving prepared for war, and got the Syrians to be confederates with them; of which David being informed, sent Joab and Abishai into their country, 2Sa 10:6-8; who divided the army between them, and attacked the Ammonites and Syrians with great courage, and routed them both, and returned to Jerusalem, 2Sa 10:9-14; after which the Syrians gathered together again to fight with David, who went out to meet them, and got an entire conquest over them, and made them servants to him, 2Sa 10:15-19.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.