Ezechiël 39:15-25

15 En deze doorgangers zullen door het land doorgaan, en als iemand een mensenbeen ziet, zo zal hij een merkteken daarbij oprichten; totdat de doodgravers hetzelve zullen hebben begraven in het dal van Gogs menigte.
16 Ook zo zal de naam der stad Hamona zijn. Alzo zullen zij het land reinigen.
17 Gij dan, mensenkind! zo zegt de Heere HEERE: Zeg tot het gevogelte van allen vleugel, en tot al het gedierte des velds: Vergadert u, en komt aan, verzamelt u van rondom, tot Mijn slachtoffer, dat Ik voor u geslacht heb, een groot slachtoffer, op de bergen Israels, en eet vlees, en drink bloed.
18 Het vlees der helden zult gij eten, en het bloed van de vorsten der aarde drinken; der rammen, der lammeren, en bokken, en varren, die altemaal gemesten van Basan zijn.
19 En gij zult het vette eten tot verzadiging toe, en bloed drinken tot dronkenschap toe; van Mijn slachtoffer, dat Ik voor u geslacht heb.
20 En gij zult verzadigd worden aan Mijn tafel van rij paarden en wagen paarden, van helden en alle krijgslieden, spreekt de Heere HEERE.
21 En Ik zal Mijn eer zetten onder de heidenen; en alle heidenen zullen Mijn oordeel zien, dat Ik gedaan heb, en Mijn hand, die Ik aan hen gelegd heb.
22 En die van het huis Israels zullen weten, dat Ik, de HEERE, hunlieder God ben, van dien dag af en voortaan.
23 En de heidenen zullen weten, dat die van het huis Israels gevankelijk zijn weggevoerd om hun ongerechtigheid, omdat zij tegen Mij hadden overtreden, en dat Ik Mijn aangezicht voor hen verborgen heb, en heb ze overgegeven in de hand hunner wederpartijders, zodat zij altemaal door het zwaard gevallen zijn;
24 Naar hun onreinigheid en naar hun overtredingen heb Ik met hen gehandeld, en Ik heb Mijn aangezicht voor hen verborgen.
25 Daarom zo zegt de Heere HEERE: Nu zal Ik Jakobs gevangenen wederbrengen, en zal Mij ontfermen over het ganse huis Israels, en Ik zal ijveren over Mijn heiligen Naam;

Ezechiël 39:15-25 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 39

This chapter is a continuation of the prophecy of the destruction of Gog, which is both repeated, and more largely described, Eze 39:1-8, then follows an account of the burning of his weapons of war, which will last seven years in burning, during which time there will be no need of the use of wood, Eze 39:9,10, and of the burial of him, and many of his army; the place where, and the time that will be taken up in doing this, even seven months, are observed, Eze 39:11-16, and every feathered fowl and beast of the field are called upon to feed on the flesh of those that are left unburied, Eze 39:17-20 and by all this the glory of the Lord will be seen, known, and acknowledged, both by the Heathens, and by the house of Israel, Eze 39:21,22, and the former will also be informed that the present captivity of the Jews has been for their sins and transgressions, Eze 39:23,24, and the chapter is concluded with a promise of their return from captivity, when they shall know the Lord, and their interest in him; who will after this no more hide his face from them, but pour out his Spirit upon them, under whose influence they shall ever continue, Eze 39:25-29.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.