Handelingen 20:22-32

22 En nu ziet, ik, gebonden zijnde door den Geest, reis naar Jeruzalem, niet wetende, wat mij daar ontmoeten zal;
23 Dan dat de Heilige Geest van stad tot stad betuigt, zeggende, dat mij banden en verdrukkingen aanstaande zijn.
24 Maar ik acht op geen ding, noch houde mijn leven dierbaar voor mijzelven, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, en den dienst, welken ik van den Heere Jezus ontvangen heb, om te betuigen het Evangelie der genade Gods.
25 En nu ziet, ik weet, dat gij allen, waar ik doorgegaan ben, predikende het Koninkrijk Gods, mijn aangezicht niet meer zien zult.
26 Daarom betuig ik ulieden op deze huidigen dag, dat ik rein ben van het bloed van u allen.
27 Want ik heb niet achtergehouden, dat ik u niet zou verkondigd hebben al den raad Gods.
28 Zo hebt dan acht op uzelven en op de gehele kudde, over dewelke u de Heilige Geest tot opzieners gesteld heeft, om de Gemeente Gods te weiden, welke Hij verkregen heeft door Zijn eigen bloed.
29 Want dit weet ik, dat na mijn vertrek zware wolven tot u inkomen zullen, die de kudde niet sparen.
30 En uit uzelven zullen mannen opstaan, sprekende verkeerde dingen, om de discipelen af te trekken achter zich.
31 Daarom waakt, en gedenkt, dat ik drie jaren lang nacht en dag, niet opgehouden heb een iegelijk met tranen te vermanen.
32 En nu, broeders, ik bevele u Gode, en den woorde Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.