Openbaring 15:1-6

1 En ik zag een ander groot en wonderlijk teken in den hemel; namelijk zeven engelen, hebbende de zeven laatste plagen; want in deze is de toorn Gods geeindigd.

2 En ik zag als een glazen zee, met vuur gemengd; en die de overwinning hadden van het beest, en van zijn beeld, en van zijn merkteken, en van het getal zijns naams, welke stonden aan de glazen zee, hebbende de citers Gods;

3 En zij zongen het gezang van Mozes, den dienstknecht Gods, en het gezang des Lams, zeggende: Groot en wonderlijk zijn Uw werken, Heere, Gij almachtige God, rechtvaardig en waarachtig zijn Uw wegen, Gij Koning der heiligen!

4 Wie zou U niet vrezen, Heere, en Uw Naam niet verheerlijken? Want Gij zijt alleen heilig; want alle volken zullen komen, en voor U aanbidden; want Uw oordelen zijn openbaar geworden.

5 En na dezen zag ik, en ziet, de tempel des tabernakels der getuigenis in den hemel werd geopend.

6 En de zeven engelen, die de zeven plagen hadden, kwamen uit den tempel, bekleed met rein en blinkend lijnwaad, en omgord om de borst met gouden gordels.

Openbaring 15:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO REVELATION 15

This chapter is a preparation to the pouring out of the seven vials, and contains a vision of the seven angels in heaven that should do this work, of a chorus of harpers on this occasion, and of the same seven angels coming out of the temple, and receiving the vials, in order to execute their commission. The vision of the seven angels, having the seven last plagues, so called because filled up with the wrath of God, is said to be a sign, great and marvellous, Re 15:1 a sea of glass, mingled with fire, is seen, with persons standing on it, described by the victory they had got over the beast, his image, mark, and number of his name; by having the harps of God in their hands, and by the song they sung, called the song of Moses, and of the Lamb; in which they ascribe to Christ deity, dominion over the saints, omnipotence, justice, truth, and holiness; give him glory, celebrate his works, commend his ways, and suggest that he ought to be the object of the fear and worship of all, Re 15:2-4. Next the temple in heaven is seen opened, out of which come the seven angels, described by the place they came from, the temple; by what they had, the seven plagues; by their habit, clothed in pure white linen; and by their golden girdles about their breasts, Re 15:5,6 to whom one of the four living creatures, made mention of in Re 4:6 delivers to them seven golden vials full of divine wrath, upon which the temple is filled with smoke from the Lord; so that it was not possible for anyone to enter into it, until these seven plagues were ended, Re 15:7,8.