1 Koningen 12:24

24 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken, noch strijden tegen uw broederen, de kinderen Israels; een ieder kere weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied. En zij hoorden het woord des HEEREN, en keerden weder, om weg te trekken naar het woord des HEEREN.

1 Koningen 12:24 Meaning and Commentary

1 Kings 12:24

Thus saith the Lord
A common preface the prophets used when they spoke in the name of the Lord:

ye shall not go up, nor fight against your brethren the children of
Israel;
and that because they were their brethren; though that is not the only reason, another follows:

return every man to his house, for this thing is from me;
it was according to the will of God, as Josephus rightly says ^F15; it was by his ordination and appointment, though Jeroboam and the people sinned in the way and manner in which they brought it about; and therefore to fight against Israel, in order to regain the kingdom, would be fighting against God, and so to no purpose:

they hearkened therefore to the word of the Lord, and returned to
depart according to the word of the Lord;
they knew Shemaiah was a prophet of the Lord, and they believed the message he brought came from him, and therefore hearkened and were obedient to it; and with the consent of Rehoboam were disbanded, and returned to their habitations, being satisfied with, and submissive to, the will of God, both king and people.

---

FOOTNOTES:

F15 Ut supra. (Antiqu. l. 8. c. 8. sect. 3.)

1 Koningen 12:24 In-Context

22 Doch het woord van God geschiedde tot Semaja, den man Gods, zeggende:

23 Zeg tot Rehabeam, den zoon van Salomo, den koning van Juda, en tot het ganse huis van Juda en Benjamin, en overige des volks, zeggende:

24 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken, noch strijden tegen uw broederen, de kinderen Israels; een ieder kere weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied. En zij hoorden het woord des HEEREN, en keerden weder, om weg te trekken naar het woord des HEEREN.

25 Jerobeam nu bouwde Sichem op het gebergte van Efraim, en woonde daarin, en toog van daar uit, en bouwde Penuel.

26 En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder tot het huis van David keren.