1 Koningen 12:26

26 En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder tot het huis van David keren.

1 Koningen 12:26 Meaning and Commentary

1 Kings 12:26

And Jeroboam said in his heart,
&c,] As he was musing about the state of his kingdom and the affairs of it:

now shall the kingdom return to the house of David;
such were his fears, unless some method could be taken to prevent it, particularly with respect to religion, which was what his thoughts were employed about.

1 Koningen 12:26 In-Context

24 Zo zegt de HEERE: Gij zult niet optrekken, noch strijden tegen uw broederen, de kinderen Israels; een ieder kere weder tot zijn huis, want deze zaak is van Mij geschied. En zij hoorden het woord des HEEREN, en keerden weder, om weg te trekken naar het woord des HEEREN.
25 Jerobeam nu bouwde Sichem op het gebergte van Efraim, en woonde daarin, en toog van daar uit, en bouwde Penuel.
26 En Jerobeam zeide in zijn hart: Nu zal het koninkrijk weder tot het huis van David keren.
27 Zo dit volk opgaan zal om offeranden te doen in het huis des HEEREN te Jeruzalem, zo zal het hart dezes volks tot hun heer, tot Rehabeam, den koning van Juda, wederkeren; ja, zij zullen mij doden, en tot Rehabeam, den koning van Juda, wederkeren.
28 Daarom hield de koning een raad, en maakte twee gouden kalveren; en hij zeide tot hen: Het is ulieden te veel om op te gaan naar Jeruzalem; zie uw goden, o Israel, die u uit Egypteland opgebracht hebben.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.