1 Koningen 2:32

32 Zo zal de HEERE zijn bloed op zijn hoofd doen wederkeren, omdat hij op twee mannen, rechtvaardiger en beter dan hij, aangevallen is, en die met het zwaard gedood heeft, daar het mijn vader David niet wist, Abner, den zoon van Ner, den krijgsoverste van Israel, en Amasa, den zoon van Jether, den krijgsoverste van Juda.

1 Koningen 2:32 Meaning and Commentary

1 Kings 2:32

And the Lord shall return his blood upon his own head
By way of retaliation, blood for blood:

who fell upon two men more righteous and better than he;
later named; for though they had been in open rebellion against David, yet had submitted, and were reconciled and received into favour; and even their open crimes were not so bad, Solomon judged, as his secret treacherous murders of innocent persons in cool blood; they were men of more honour and integrity than he was, not so cruel and barbarous, though guilty in other respects:

and slew them with the sword, my father not knowing [thereof];
this is observed to remove all suspicion, and which doubtless had been entertained by some, that David had an hand in their death; and that Joab did what he did with his knowledge and consent, and by his advice and order; they having been both concerned in rebellion against him, the one under Ishbosheth, and the other under Absalom:

[to wit], Abner the son of Ner, captain of the host of Israel, and
Amasa the son of Jether, captain of the host of Judah:
the reason of the two hosts, of which they were captains or generals, being thus distinguished, is, because the tribes of Israel were on the side of Ishbosheth, whose general Abner was, in opposition to Judah, who made David their king; and, on the other hand, they were the men of Judah that were first and chiefly in the rebellion of Absalom, whose general Amasa was; of the murder of these two men by Joab, see ( 2 Samuel 3:27 ) ( 20:10 ) .

1 Koningen 2:32 In-Context

30 En Benaja kwam tot de tent des HEEREN, en zeide tot hem: Zo zegt de koning: Kom uit. En hij zeide: Neen, maar hier zal ik sterven! En Benaja bracht het antwoord weder aan den koning, zeggende: Zo heeft Joab gesproken, en zo heeft hij mij geantwoord.
31 En de koning zeide tot hem: Doe gelijk als hij gesproken heeft, en val op hem aan, en begraaf hem, opdat gij wegdoet, van mij en van mijns vaders huis, dat bloed, dat Joab zonder oorzaak vergoten heeft.
32 Zo zal de HEERE zijn bloed op zijn hoofd doen wederkeren, omdat hij op twee mannen, rechtvaardiger en beter dan hij, aangevallen is, en die met het zwaard gedood heeft, daar het mijn vader David niet wist, Abner, den zoon van Ner, den krijgsoverste van Israel, en Amasa, den zoon van Jether, den krijgsoverste van Juda.
33 Alzo zal hun bloed wederkeren op het hoofd van Joab, en op het hoofd van zijn zaad in eeuwigheid; maar David, en zijn zaad, en zijn huis, en zijn troon zal vrede hebben van den HEERE tot in eeuwigheid.
34 En Benaja, de zoon van Jojada, ging op, en viel op hem aan, en doodde hem; en hij werd begraven in zijn huis, in de woestijn.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.