1 Koningen 8:44

44 Wanneer Uw volk in den krijg tegen zijn vijand uittrekken zal door den weg, dien Gij hen henen zenden zult, en zullen tot den HEERE bidden naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb;

1 Koningen 8:44 Meaning and Commentary

1 Kings 8:44

If thy people go out to battle against their enemy
In a foreign country, threatening to invade them, or having trespassed on their borders, or some way or other infringed on their liberties and privileges, and so given them just occasion to go to war with them:

whithersoever thou shalt send them;
this case supposes their asking counsel of God, or having a direction and commission from him by a prophet, or some other way, to engage in war with the enemy:

and shall pray unto the Lord toward the city which thou hast chosen,
and toward the house I have built for thy name:
for, notwithstanding the justness of their cause, and having a warrant from God to go to war, yet they were to pray to him for success when at a distance, even in a foreign land, and about to engage the enemy; and this they were to do, turning their faces towards the city of Jerusalem, and the temple there; declaring thereby that their dependence was upon the Lord that dwelt there, and their expectation of victory was only from him.

1 Koningen 8:44 In-Context

42 (Want zij zullen horen van Uw groten Naam, en van Uw sterke hand, en van Uw uitgestrekten arm) als hij komen en bidden zal in dit huis;
43 Hoor Gij in den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en doe naar alles, waarom die vreemde tot U roepen zal; opdat alle volken der aarde Uw Naam kennen, om U te vrezen, gelijk Uw volk Israel, en om te weten, dat Uw Naam genoemd wordt over dit huis, hetwelk ik gebouwd heb.
44 Wanneer Uw volk in den krijg tegen zijn vijand uittrekken zal door den weg, dien Gij hen henen zenden zult, en zullen tot den HEERE bidden naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb;
45 Hoor dan in den hemel hun gebed en hun smeking, en voer hun recht uit.
46 Wanneer zij gezondigd zullen hebben tegen U (want geen mens is er, die niet zondigt), en Gij tegen hen vertoornd zult zijn, en hen leveren zult voor het aangezicht des vijands, dat degenen, die hen gevangen hebben, hen gevankelijk wegvoeren in des vijands land, dat verre of nabij is.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.