1 Kronieken 26:11

11 Hilkia was de tweede, Tebalja de derde, Zecharja de vierde; al de kinderen en broederen van Hosa waren dertien.

1 Kronieken 26:11 Meaning and Commentary

1 Chronicles 26:11

Hilkiah the second, Tebaliah the third, Zechariah the fourth;
all the sons and brethren of Hosah were thirteen.
] Four sons, and nine brethren or kinsmen.

1 Kronieken 26:11 In-Context

9 Meselemja nu had kinderen en broeders, kloeke lieden, achttien.
10 En Hosa, uit de kinderen van Merari, had zonen; Simri was het hoofd; (alhoewel hij de eerstgeborene niet was, nochtans stelde hem zijn vader tot een hoofd).
11 Hilkia was de tweede, Tebalja de derde, Zecharja de vierde; al de kinderen en broederen van Hosa waren dertien.
12 Uit dezen waren de verdelingen der poortiers onder de hoofden der mannen, tot de wachten tegen hun broederen, om te dienen in het huis des HEEREN.
13 En zij wierpen de loten, zo de kleinen als de groten, naar hun vaderlijke huizen, tot elke poort.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.