1 Kronieken 26:10

10 En Hosa, uit de kinderen van Merari, had zonen; Simri was het hoofd; (alhoewel hij de eerstgeborene niet was, nochtans stelde hem zijn vader tot een hoofd).

1 Kronieken 26:10 Meaning and Commentary

1 Chronicles 26:10

Also Hosah, of the children of Merari, had sons
Who was a fellow porter of Obededom's at the ark, ( 1 Chronicles 16:38 ) .

Simri the chief (for though he was not the firstborn, yet his father
made him the chief);
the firstborn being unfit for service, either through want of an intellectual capacity, or of strength of body, or through some defect or another; according to the Syriac version, he was dead; so some understand the words, he, the father, had no firstborn remaining or living.

1 Kronieken 26:10 In-Context

8 Deze allen waren uit de kinderen van Obed-Edom; zij, en hun kinderen, en hun broeders, kloeke mannen in kracht tot den dienst; daar waren er twee en zestig van Obed-Edom.
9 Meselemja nu had kinderen en broeders, kloeke lieden, achttien.
10 En Hosa, uit de kinderen van Merari, had zonen; Simri was het hoofd; (alhoewel hij de eerstgeborene niet was, nochtans stelde hem zijn vader tot een hoofd).
11 Hilkia was de tweede, Tebalja de derde, Zecharja de vierde; al de kinderen en broederen van Hosa waren dertien.
12 Uit dezen waren de verdelingen der poortiers onder de hoofden der mannen, tot de wachten tegen hun broederen, om te dienen in het huis des HEEREN.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.