1 Samuël 26:14

14 En David riep tot het volk, en tot Abner, den zoon van Ner, zeggende: Zult gij niet antwoorden, Abner? Toen antwoordde Abner en zeide: Wie zijt gij, die tot den koning roept?

1 Samuël 26:14 Meaning and Commentary

1 Samuel 26:14

And David cried unto the people
To the army of Saul with a loud voice, that he might be heard:

and to Abner the son of Ner;
particularly to him, because he was general of the army:

saying, answerest thou not, Abner?
it seems he had called to him more than once, and he had returned no answer; perhaps not being thoroughly awake, or not knowing whose voice it was, and from whence it came:

then Abner answered and said, who [art] thou [that] criest to the king?
but it does not appear that David called to the king, only to the people, and to Abner their general, and therefore may be better rendered, "by the king" F19; that is, near him, or "before him" F20, in his presence. Kimchi and Ben Melech explain it, upon the king, or over him; and the Targum is, at the head of the king; the meaning is, how he could act such a part as to call so loud within the king's hearing, as to disturb the king's rest, and awake him out of his sleep.


FOOTNOTES:

F19 (Klmh la) "juxta regem", Vatablus
F20 Ceram rege, Nodlus, p. 58. No. 284.

1 Samuël 26:14 In-Context

12 Zo nam David de spies en de waterfles van Sauls hoofdeinde, en zij gingen heen; en er was niemand, die het zag, en niemand, die het merkte, ook niemand, die ontwaakte; want zij sliepen allen; want er was een diepe slaap des HEEREN op hen gevallen.
13 Toen David over aan gene zijde gekomen was, zo stond hij op de hoogte des bergs van verre, dat er een grote plaats tussen hen was.
14 En David riep tot het volk, en tot Abner, den zoon van Ner, zeggende: Zult gij niet antwoorden, Abner? Toen antwoordde Abner en zeide: Wie zijt gij, die tot den koning roept?
15 Toen zeide David tot Abner: Zijt gij niet een man, en wie is u gelijk in Israel? Waarom dan hebt gij over uw heer, den koning, geen wacht gehouden? Want daar is een van het volk gekomen, om den koning, uw heer, te verderven.
16 Deze zaak, die gij gedaan hebt, is niet goed; zo waarachtig als de HEERE leeft, gijlieden zijt kinderen des doods, die over uw heer, den gezalfde des HEEREN, geen wacht gehouden hebt! En nu, zie, waar de spies des konings is, en de waterfles, die aan zijn hoofdeinde was.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.