2 Kronieken 36:16

16 Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden zichzelven tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen helen aan was.

2 Kronieken 36:16 Meaning and Commentary

2 Chronicles 36:16

But they mocked the messengers of God, and despised his words,
&c.] Which was the treatment Jeremiah and Ezekiel frequently met with:

and misused his prophets;
imprisoned them, as Micaiah and Jeremiah were:

until the wrath of the Lord arose against his people;
which burned like fire in his breast, and broke out to the consumption of them:

till there was no remedy;
or healing of them; there was no reclaiming or recovering of them, no bringing them to repentance, and no pardon for them.

2 Kronieken 36:16 In-Context

14 Ook maakten alle oversten der priesteren, en het volk, der overtredingen zeer veel, naar alle gruwelen der heidenen; en zij verontreinigden het huis des HEEREN, dat Hij geheiligd had te Jeruzalem.
15 En de HEERE, de God hunner vaderen, zond tot hen, door de hand Zijner boden, vroeg op zijnde, om die te zenden; want Hij verschoonde Zijn volk en Zijn woning.
16 Maar zij spotten met de boden Gods, en verachtten Zijn woorden; zij verleidden zichzelven tegen Zijn profeten; totdat de grimmigheid des HEEREN tegen Zijn volk opging, dat er geen helen aan was.
17 Want Hij deed tegen hen opkomen den koning der Chaldeen, die hun jongelingen met het zwaard in het huis huns heiligdoms doodde, en hij verschoonde de jongelingen niet, noch de maagden, de oudsten noch de stokouden; Hij gaf hen allen in zijn hand.
18 En alle vaten van het huis Gods, de grote en de kleine, en de schatten van het huis des HEEREN, en de schatten des konings en zijner vorsten, dit alles voerde hij naar Babel.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.