2 Samuël 21:9

9 En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen op den berg voor het aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk; en zij werden gedood in de dagen van den oogst, in de eerste dagen, in het begin van den gersteoogst.

2 Samuël 21:9 Meaning and Commentary

2 Samuel 21:9

And he delivered them into the hands of the Gibeonites
The two sons of Rizpah and the five sons of Merab, two sons of Saul and five grandsons:

and they hanged them in the hill before the Lord;
in the hill at Gibeah, that they might be seen by all that passed by, and serve to deter from such evils, which brought on them that punishment; gibbetings or crucifixions were commonly made on hills and mountains {l}: the phrase, "before the Lord", is either the same as "unto the Lord", ( 2 Samuel 21:6 ) ; to make atonement to the Lord, and in his sight; or it denotes that it was done publicly before the sun, and in the sight of it; for it cannot mean before the ark, the symbol of the divine Presence, for that was not there:

and they fell [all] seven together;
they were hanged together, and died at one and the same time:

and were put to death in the days of harvest, in the first [days], in
the beginning of barley harvest;
which began at the passover, the morrow after the first day of the feast, ( Leviticus 23:10 Leviticus 23:11 ) ; which was the sixteenth of Nisan, on which day, the Jews say F13, these men were hanged, and which must be about the beginning of our April.


FOOTNOTES:

F12 Vid. Lipsium de Cruce, l. 3. c. 13.
F13 Bemidbar Rabba, fol. 190. 1.

2 Samuël 21:9 In-Context

7 Doch de koning verschoonde Mefiboseth, den zoon van Jonathan, den zoon van Saul, om den eed des HEEREN, die tussen hen was, tussen David en tussen Jonathan, Sauls zoon.
8 Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had, Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon van Barzillai, den Meholathiet, gebaard had;
9 En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen op den berg voor het aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk; en zij werden gedood in de dagen van den oogst, in de eerste dagen, in het begin van den gersteoogst.
10 Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, een zak, en spande dien voor zich uit op een rotssteen, van het begin van den oogst, totdat er water op hen drupte van den hemel; en zij liet het gevogelte des hemels op hen niet rusten des daags, noch het gedierte van het veld des nachts.
11 En het werd David aangezegd, wat Rizpa, de dochter van Aja, Sauls bijwijf, gedaan had.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.