2 Samuël 21:8

8 Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had, Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon van Barzillai, den Meholathiet, gebaard had;

2 Samuël 21:8 Meaning and Commentary

2 Samuel 21:8

But the king took the two sons of Rizpah the daughter of Aiah,
&c.] Saul's concubine, ( 2 Samuel 3:7 ) ;

whom she bare unto Saul, Armoni and Mephibosheth;
of whom we read nowhere else; after the name of the latter, it is probable, Jonathan's son was called, before mentioned:

and the five sons of Michal the daughter of Saul, whom she brought up
for Adriel the son of Barzillai the Meholathite;
Michal had no children to the day of her death, nor was she the wife of Adriel, but Merab her sister, ( 1 Samuel 18:19 ) ; wherefore these sons were not whom she "bare", as the word used signifies, but, as we rightly render it, whom she "brought up" or educated, so the Targum, her sister being dead; and so the Jews say F11, Merab brought them forth, and Michal brought them up, therefore they were called by her name; or the words may be supplied thus, "and the five sons [of the sister of Michal]", and, as in ( 2 Samuel 21:19 ) , is supplied, "[the brother of] Goliath". Barzillai is here called the Meholathite, to distinguish him from Barzillai the Gileadite, spoken of in a former chapter, see ( 2 Samuel 17:27 ) ( 19:31 ) .


FOOTNOTES:

F11 T. Bab. Sanhedrin, fol. 19. 2.

2 Samuël 21:8 In-Context

6 Laat ons zeven mannen van zijn zonen gegeven worden, dat wij hen den HEERE ophangen te Gibea Sauls, o, gij verkorene des HEEREN! En de koning zeide: Ik zal hen geven.
7 Doch de koning verschoonde Mefiboseth, den zoon van Jonathan, den zoon van Saul, om den eed des HEEREN, die tussen hen was, tussen David en tussen Jonathan, Sauls zoon.
8 Maar de koning nam de twee zonen van Rizpa, dochter van Aja, die zij Saul gebaard had, Armoni en Mefiboseth; daartoe de vijf zonen van Michals zuster, Sauls dochter, die zij Adriel, den zoon van Barzillai, den Meholathiet, gebaard had;
9 En hij gaf hen in de hand der Gibeonieten, die ze ophingen op den berg voor het aangezicht des HEEREN; en die zeven vielen tegelijk; en zij werden gedood in de dagen van den oogst, in de eerste dagen, in het begin van den gersteoogst.
10 Toen nam Rizpa, de dochter van Aja, een zak, en spande dien voor zich uit op een rotssteen, van het begin van den oogst, totdat er water op hen drupte van den hemel; en zij liet het gevogelte des hemels op hen niet rusten des daags, noch het gedierte van het veld des nachts.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.