Deuteronomium 2:20

20 Dit werd ook voor een land der reuzen gehouden; de reuzen woonden te voren daarin, en de Ammonieten noemden hen Zamzummieten;

Deuteronomium 2:20 Meaning and Commentary

Deuteronomy 2:20

That also was accounted a land of giants
Ammon was so reckoned as well as Moab, ( Deuteronomy 2:10 Deuteronomy 2:11 )

giants dwelt therein in old time;
the Rephaim dwelt there, as they did also in Ashteroth Karnaim, ( Genesis 14:5 )

and the Ammonites call them Zamzummims;
they are thought to be the same with the Zuzims in ( Genesis 14:5 ) who had their name, as Hillerus F3 thinks, from Mezuzah, a door post, from their tall stature, being as high as one; and for a like reason Saph the giant might have his name, ( 2 Samuel 21:18 ) . The word Zamzummims, according to him F4, signifies contrivers of evil and terrible things; they were inventors of wickedness, crafty and subtle in forming wicked and mischievous designs, which struck terror into people, and made them formidable to them.


FOOTNOTES:

F3 Onomastic. Sacr. p. 158, 288, 289.
F4 Onomastic. Sacr. p. 161, 310, 428.

Deuteronomium 2:20 In-Context

18 Gij zult heden doortrekken aan Ar, de landpale van Moab;
19 En gij zult naderen tegenover de kinderen Ammons; beangstig die niet, en meng u met hen niet; want Ik zal u van het land der kinderen Ammons geen erfenis geven, dewijl Ik het aan Lots kinderen ter erfenis gegeven heb.
20 Dit werd ook voor een land der reuzen gehouden; de reuzen woonden te voren daarin, en de Ammonieten noemden hen Zamzummieten;
21 Een groot, en menigvuldig, en lang volk, als de Enakieten; en de HEERE verdelgde hen voor hun aangezicht, zodat zij hen uit de bezitting verdreven, en aan hunlieder plaats woonden;
22 Gelijk als Hij aan de kinderen van Ezau, die in Seir wonen, gedaan heeft, voor welker aangezicht Hij de Horieten verdelgde; en zij verdreven hen uit de bezitting, en hebben aan hun plaats gewoond tot op dezen dag.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.