Deuteronomium 27:13

13 En dezen zullen staan over den vloek op den berg Ebal: Ruben, Gad en Aser, Zebulon, Dan en Nafthali.

Deuteronomium 27:13 Meaning and Commentary

Deuteronomy 27:13

And these shall stand upon Mount Ebal curse
Which was dry and rocky, barren and fruitful, and like the earth, that bears briers and thorns, is rejected and nigh unto cursing, and so a proper place to curse, and a fit emblem of those to be cursed; see ( Hebrews 6:8 ) ;

Reuben, Gad, and Asher, and Zebulun, Dan, and Naphtali;
four of these appointed for cursing were the children of the handmaids, Gad, Asher, Dan, and Naphtali; and since two were wanting, as Aben Ezra observes, and the sons of Leah were many, the oldest and the youngest were taken; Reuben, who had defiled his father's bed, and exposed himself to the curse of the law, and Zebulun, the last and youngest of Leah's sons; see ( Galatians 3:10 ) ( Galatians 4:24 Galatians 4:30 ) .

Deuteronomium 27:13 In-Context

11 En Mozes gebood het volk te dien dage, zeggende:
12 Dezen zullen staan, om het volk te zegenen op den berg Gerizim, als gij over de Jordaan gegaan zult zijn: Simeon, en Levi, en Juda, en Issaschar, en Jozef, en Benjamin.
13 En dezen zullen staan over den vloek op den berg Ebal: Ruben, Gad en Aser, Zebulon, Dan en Nafthali.
14 En de Levieten zullen betuigen en zeggen tot allen man van Israel, met verhevene stem:
15 Vervloekt zij de man, die een gesneden of gegoten beeld, een gruwel des HEEREN, een werk van 's werkmeesters handen, zal maken, en zetten in het verborgene! En al het volk zal antwoorden en zeggen: Amen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.