Deuteronomium 31:23

23 En Hij gebood Jozua, den zoon van Nun, en zeide: Zijt sterk en heb goeden moed, want gij zult de kinderen Israels inbrengen in het land, dat Ik hun gezworen heb; en Ik zal met u zijn.

Deuteronomium 31:23 Meaning and Commentary

Deuteronomy 31:23

And he gave Joshua the son of Nun a charge
It may be a question who gave this charge, the Lord or Moses; according to the connection of the words with the preceding, it seems to be the latter; for the immediate antecedent to the relative he is Moses, and so the Septuagint interpreters understand it; but then they are obliged to read some following clauses different from the original, as, instead of "I swear", they read "the Lord sware"; and the last clause they read, "and he shall be with thee"; but Aben Ezra gives the same sense without departing from the common and genuine reading, supposing that Moses gave the charge in the name and by the authority of the Lord; his words are,

``he gave charge by the commandment of the Lord, therefore he saith, "which I sware unto them";''

but it seems best to understand this of the Lord himself, since he ordered Moses and Joshua to present themselves before him, that he might give the latter a charge, ( Deuteronomy 31:14 ) ; and the language of the following clauses best agrees with him:

and said, be strong and of a good courage; (See Gill on Deuteronomy 31:6); (See Gill on Deuteronomy 31:7);

for thou shalt bring the children of Israel into the land which I
sware unto them; (See Gill on Deuteronomy 31:7);

and I will be with thee; (See Gill on Deuteronomy 31:8); the Targum of Jonathan is,

``my Word shall be thy help.''

Deuteronomium 31:23 In-Context

21 En het zal geschieden, wanneer vele kwaden en benauwdheden hetzelve zullen treffen, dan zal dit lied voor zijn aangezicht antwoorden tot getuige; want het zal uit den mond zijns zaads niet vergeten worden; dewijl Ik weet zijn gedichtsel dat het heden maakt, aleer Ik het inbreng in het land, dat Ik gezworen heb.

22 Zo schreef Mozes dit lied te dien dage, en hij leerde het den kinderen Israels.

23 En Hij gebood Jozua, den zoon van Nun, en zeide: Zijt sterk en heb goeden moed, want gij zult de kinderen Israels inbrengen in het land, dat Ik hun gezworen heb; en Ik zal met u zijn.

24 En het geschiedde, als Mozes voleind had de woorden dezer wet te schrijven in een boek, totdat zij voltrokken waren;

25 Zo gebood Mozes den Levieten, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, zeggende: