Exodus 25:1-7

1 Toen sprak de HEERE tot Mozes, zeggende:

2 Spreek tot de kinderen Israels, dat zij voor Mij een hefoffer nemen. Van alle man, wiens hart zich vrijwillig bewegen zal, zult gij Mijn hefoffer nemen.

3 Dit nu is het hefoffer, hetwelk gij van hen nemen zult: goud, en zilver, en koper;

4 Als ook hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn linnen, en geiten haar.

5 En roodgeverfde ramsvellen, en dassenvellen, en sittimhout;

6 Olie tot den luchter, specerijen ter zalfolie, en tot roking welriekende specerijen;

7 Sardonixstenen, en vervullende stenen tot den efod, en tot den borstlap.

Exodus 25:1-7 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 25

In this chapter an order is given for a freewill offering towards various things for the worship and service of God, and the materials to be offered, which would be useful and acceptable, are mentioned particularly, Ex 25:1-7, as also another order to build a sanctuary for God, after a model that he would give, Ex 25:8,9, and, an ark to put in the law on tables of stone, the fashion of which, and the various things belonging to it, are described, Ex 25:10-16, and a mercy seat with cherubim on it to be set over the ark, where the Lord promises to meet Moses and commune with him, Ex 25:17-22 and a table with various appurtenances to it to place the shewbread on, Ex 25:23-30 and a candlestick of gold, whose parts are described, and all the instruments relative to it, Ex 25:31-40.