Genesis 27:2

2 En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet.

Genesis 27:2 Meaning and Commentary

Genesis 27:2

And he said, behold, now I am old
(See Gill on Genesis 27:1): I know not the day of my death;
how soon it will be; everyone knows he must die, but the day and hour he knows not, neither young nor old; and though young men may promise themselves many days and years, an old man cannot, but must or should live in the constant expectation of death.

Genesis 27:2 In-Context

1 En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik!
2 En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet.
3 Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw pijlkoker en uw boog, en ga uit in het veld, en jaag mij een wildbraad;
4 En maak mij smakelijke spijzen, zo als ik die gaarne heb, en breng ze mij, dat ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve.
5 Rebekka nu hoorde toe, als Izak tot zijn zoon Ezau sprak; en Ezau ging in het veld, om een wildbraad te jagen, dat hij het inbracht.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.