Genesis 27:3

3 Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw pijlkoker en uw boog, en ga uit in het veld, en jaag mij een wildbraad;

Genesis 27:3 Meaning and Commentary

Genesis 27:3

Now therefore, take, I pray thee, thy weapons
Or "thy vessels", or "instruments" ^F14, his instruments of hunting: as thy quiver and thy bow;
the former is the vessel or instrument, in which arrows were put and carried, and has its name in the Hebrew language from its being hung at the girdle, though another word is more commonly used for a quiver; and Onkelos and Jarchi interpret this of a sword; and which is not disapproved of by Aben Ezra and Ben Melech, who explain it either a quiver or a sword; and the latter was as necessary for hunting as the former, see ( Genesis 27:40 ) ; and such a sword may be meant, as Mr. Fuller observes ^F15, which we call a "hanger" (i.e. a small sword often worn by seamen); and of the bow being an instrument of hunting, not anything need be said: and go out to the field, and take me [some] venison;
this does not necessarily intend what we commonly call so, but anything hunted in the field, as hares, wild goats and indeed the latter seems to be what Isaac loved, by the preparation Rebekah afterwards made.

---

FOOTNOTES:

F14 (Kylk) "instrumenta tua", Pagninus, Montanus, Tigurine version, Junius & Tremellius, Piscator; "vasa tua", Vatablus.
F15 Miscell. Sacr. l. 1. c. 17.

Genesis 27:3 In-Context

1 En het geschiedde, als Izak oud geworden was, en zijn ogen donker geworden waren, en hij niet zien kon; toen riep hij Ezau, zijn grootsten zoon, en zeide tot hem: Mijn zoon! En hij zeide tot hem: Zie, hier ben ik!

2 En hij zeide: Zie nu, ik ben oud geworden, ik weet den dag mijns doods niet.

3 Nu dan, neem toch uw gereedschap, uw pijlkoker en uw boog, en ga uit in het veld, en jaag mij een wildbraad;

4 En maak mij smakelijke spijzen, zo als ik die gaarne heb, en breng ze mij, dat ik ete; opdat mijn ziel u zegene, eer ik sterve.

5 Rebekka nu hoorde toe, als Izak tot zijn zoon Ezau sprak; en Ezau ging in het veld, om een wildbraad te jagen, dat hij het inbracht.