Genesis 31:5

5 En hij zeide tot haar: Ik zie het aangezicht uws vaders, dat het jegens mij niet is als gisteren en eergisteren; doch de God mijns vaders is bij mij geweest.

Genesis 31:5 Meaning and Commentary

Genesis 31:5

And said unto them, I see your father's countenance, that it
[is] not towards me as before (See Gill on Genesis 31:2); no notice is taken of what their brethren, the sons of Laban, had said: but the God of my father hath been with me;
not only by affording him his gracious presence with him, which supported him under all his troubles; but by his good providence prospering and succeeding him in his outward affairs, as well as he had lately appeared to him, and encouraged him to return to his own country.

Genesis 31:5 In-Context

3 En de HEERE zeide tot Jakob: Keer weder tot het land uwer vaderen, en tot uw maagschap, en Ik zal met u zijn.
4 Toen zond Jakob heen, en riep Rachel en Lea, op het veld tot zijn kudde;
5 En hij zeide tot haar: Ik zie het aangezicht uws vaders, dat het jegens mij niet is als gisteren en eergisteren; doch de God mijns vaders is bij mij geweest.
6 En gijlieden weet, dat ik met al mijn macht uw vader gediend heb.
7 Maar uw vader heeft bedriegelijk met mij gehandeld, en heeft mijn loon tien malen veranderd; doch God heeft hem niet toegelaten, om mij kwaad te doen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.