Genesis 47:21

21 En aangaande het volk, dat zette hij over in de steden, van het ene uiterste der palen van Egypte, tot aan het andere uiterste deszelven.

Genesis 47:21 Meaning and Commentary

Genesis 47:21

And as for the people, he removed them
From the places where they dwelt, that it might appear they had no more property there, and might forget it, and be more willing to pay rent elsewhere; and their posterity hereafter could have no notion of its being theirs, or plead prescription; and besides, by such a removal and separation of the inhabitants of cities, some to one place, and some to another, sedition and mutiny might be prevented: he had them

to cities, from [one] end of the borders of Egypt, even unto the
[other] end thereof;
according to the Targums of Jonathan and Jerusalem, those that dwelt in provinces, or in country towns and villages, he removed to cities, and those that dwelt in cities he removed into provinces, and placed them at the utmost distance from their former habitations, for the reasons before given; and the above Targums suggest another reason, to teach the Egyptians not to reproach the Israelites with being exiles and strangers, when they were all of them removed from their native places, and were strangers, where they were.

Genesis 47:21 In-Context

19 Waarom zullen wij voor uw ogen sterven, zo wij als ons land? Koop ons en ons land voor brood; zo zullen wij en ons land Farao dienstbaar zijn; en geef zaad, opdat wij leven en niet sterven, en het land niet woest worde!

20 Alzo kocht Jozef het gehele land van Egypte voor Farao; want de Egyptenaars verkochten een ieder zijn akker, dewijl de honger sterk over hen geworden was; zo werd het land Farao's eigen.

21 En aangaande het volk, dat zette hij over in de steden, van het ene uiterste der palen van Egypte, tot aan het andere uiterste deszelven.

22 Alleen het land der priesteren kocht hij niet, want de priesters hadden een bescheiden deel van Farao, en zij aten hun bescheiden deel, hetwelk hun Farao gegeven had; daarom verkochten zij hun land niet.

23 Toen zeide Jozef tot het volk: Ziet, ik heb heden u en uw land gekocht voor Farao; ziet, daar is zaad voor u, opdat gij het land bezaait.