Hosea 2:12

12 En Ik zal over haar bezoeken de dagen des Baals, waarin zij dien gerookt heeft, en zich versierd met haar voorhoofdsiersel, en haar halssieraad, en is haar boelen nagegaan, maar heeft Mij vergeten, spreekt de HEERE.

Hosea 2:12 Meaning and Commentary

Hosea 2:12

And I will destroy her vines and her fig trees
Which are mentioned for the rest, being the most fruitful and beneficial: this was done when Judea was invaded, overrun and wasted, by the Roman army; and when many were cut down, as Josephus observes, to build forts, and cast up mounts against Jerusalem; so that, he, says ^F12, the appearance of the earth was miserable, for what before was adorned with trees and gardens, looked now like a wilderness: whereof she hath said, these are my rewards that my lovers have given
me;
alluding to the hire of harlots, given them by their gallants; these she ascribed, as she did before her bread, water, wool, flax; and oil, ( Hosea 2:5 ) , not to God, the author and giver of them, but to the people her lovers, as the Targum; or to her idols, or to her beloved tenets, and doing according to them; and which is here mentioned as a reason of the divine resentment, and why he destroyed these fruitful trees: and I will make them a forest, and the beasts of the field shall eat
them;
make the vines and fig trees like forest trees, barren and unfruitful; the fruitful land of Judea should be turned into a forest, or become like a desert or wilderness, and all the fruits of it should be eaten up by wild beasts; by their enemies, compared to the beasts of the field, particularly the Romans, the fourth beast; see ( Isaiah 56:9 ) ( Daniel 7:7 ) .

---

FOOTNOTES:

F12 De Bello Jud. l. 6. c. 1. sect. 1.

Hosea 2:12 In-Context

10 En Ik zal doen ophouden al haar vrolijkheid, haar feesten, haar nieuwe maanden, en haar sabbatten, ja, al haar gezette hoogtijden.

11 En Ik zal verwoesten haar wijnstok en haar vijgeboom, waarvan zij zegt: Deze zijn mij een hoerenloon, dat mij mijn boelen gegeven hebben; maar Ik zal ze stellen tot een woud, en het wild gedierte des velds zal ze vreten.

12 En Ik zal over haar bezoeken de dagen des Baals, waarin zij dien gerookt heeft, en zich versierd met haar voorhoofdsiersel, en haar halssieraad, en is haar boelen nagegaan, maar heeft Mij vergeten, spreekt de HEERE.

13 Daarom, ziet, Ik zal haar lokken, en zal haar voeren in de woestijn; en Ik zal naar haar hart spreken.

14 En Ik zal haar geven haar wijngaarden van daar af, en het dal Achor, tot een deur der hoop; en aldaar zal zij zingen, als in de dagen harer jeugd, en als ten dage, toen zij optoog uit Egypteland.