Jeremia 18:20

20 Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.

Jeremia 18:20 Meaning and Commentary

Jeremiah 18:20

Shall evil be recompensed for good?
&c.] For all the good that I have done them, shall this be all the recompence I shall have, to be evilly treated by them, to have my good name, and even life, taken away by them? shall this be suffered to be done? and, if it is, shall it go unpunished? the prophet taxes the people with ingratitude, which he afterwards instances in, and proves: for they have digged a pit for my soul;
or "life"; they lay in wait to take it away; or they had formed a design against it, and brought a charge and accusation against him, in order to take it away, under colour of law and justice. Kimchi interprets it of poison, which they would have had him drank of: remember that I stood before thee to speak good for them, [and] to
turn away thy wrath from them;
he was an intercessor for them with God; pleaded with him on their behalf, that good things might be bestowed upon them, and that wrath might be averted from them; so Christ did for the Jews that crucified him, ( Luke 23:34 ) ; this is an instance of their ingratitude; that though he had been an advocate for them, stood in the gap between God and them, and was importunate for their good, yet this was all the recompense he had from them; they sought his life to take it away. This kindness of his for them was forgotten by them; but he trusts the Lord will remember it, and not suffer them to act the base part they intended; and now he determines no more to plead their cause, but to imprecate evils upon them, as follows:

Jeremia 18:20 In-Context

18 Toen zeiden zij: Komt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van den profeet; komt aan, en laat ons hem slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar enige zijner woorden!
19 HEERE! luister naar mij, en hoor naar de stem mijner twisters.
20 Zal dan kwaad voor goed vergolden worden? want zij hebben mijn ziel een kuil gegraven; gedenk, dat ik voor Uw aangezicht gestaan heb, om goed voor hen te spreken, om Uw grimmigheid van hen af te wenden.
21 Daarom, geef hun zonen den honger over, en doe ze wegvloeien door het geweld des zwaards, en laat hun vrouwen van kinderen beroofd en weduwen worden, en laat hun mannen door den dood omgebracht, en hun jongelingen met het zwaard geslagen worden in den strijd.
22 Laat er een geschrei uit hun huizen gehoord worden, wanneer Gij haastelijk een bende over hen zult brengen; dewijl zij een kuil gegraven hebben om mij te vangen, en strikken verborgen voor mijn voeten.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.