Jeremia 3:17

17 Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, des HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart.

Jeremia 3:17 Meaning and Commentary

Jeremiah 3:17

At that time they shall call Jerusalem the throne of the Lord,
&c.] That is, the Gospel church, the heavenly Jerusalem, the Jerusalem above, that is free, and the mother of us all; which is Christ's kingdom, where he has his throne and subjects, and where he sits and reigns as King of saints; and where they yield a cheerful and ready subjection to him, signified by calling the church his throne: and all the nations shall be gathered unto it:
which shows that Jerusalem, literally understood, cannot be meant, but the church of Christ; to which the Gentiles, being converted, should join themselves in great numbers in all nations, as they have done; and which will be more largely accomplished and verified in the latter day, ( Isaiah 2:2 Isaiah 2:3 ) ( 60:3-5 ) to the name of the Lord, to Jerusalem;
to name his name, to trust in his name, to call upon it, and to worship him in Jerusalem, in his church, and among his people; and so the Targum,

``and all nations shall give themselves to worship in it the name of the Lord, in Jerusalem:''

neither shall they walk any more after the imagination of their evil heart; for the Gospel being preached to all nations, according to Christ's commission, by the pastors he promises, and that being blessed to the turning of the Gentiles from their idols to serve the living God, they shall no more worship the gods they chose for themselves, and their evil hearts devised.

Jeremia 3:17 In-Context

15 En Ik zal ulieden herders geven naar Mijn hart; die zullen u weiden met wetenschap en verstand.

16 En het zal geschieden, wanneer gij vermenigvuldigd en vruchtbaar zult geworden zijn in het land, in die dagen, spreekt de HEERE, zullen zij niet meer zeggen: De ark des verbonds des HEEREN, ook zal zij in het hart niet opkomen; en zij zullen aan haar niet gedenken, en haar niet bezoeken, en zij zal niet weder gemaakt worden.

17 Te dier tijd zullen zij Jeruzalem noemen, des HEEREN troon; en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden, om des HEEREN Naams wil, te Jeruzalem; en zij zullen niet meer wandelen naar het goeddunken van hun boos hart.

18 In die dagen zal het huis van Juda gaan tot het huis van Israel; en zij zullen te zamen komen uit het land van het noorden, in het land, dat Ik uw vaderen ten erve gegeven heb.

19 Ik zeide wel: Hoe zal Ik u onder de kinderen zetten, en u geven het gewenste land, de sierlijke erfenis van de heirscharen der heidenen? Maar Ik zeide: Gij zult tot Mij roepen: Mijn Vader! en gij zult van achter Mij niet afkeren.