Jeremia 30:4

4 En dit zijn de woorden, die de HEERE gesproken heeft van Israel en van Juda.

Jeremia 30:4 Meaning and Commentary

Jeremiah 30:4

And these are the words that the Lord spake concerning Israel,
and concerning Judah.
] Which follow in this chapter and the next; first concerning Israel, the ten tribes; and then concerning the two tribes of Judah and Benjamin, even concerning all Israel; whereas, if this prophecy only respects the return from the captivity in Babylon, there is very little in it which concerns the ten tribes, or but a very few of them. The words may be rendered, "unto Israel, and unto Judah"; as being the persons to whom they were directed, as well as were the subjects of them.

Jeremia 30:4 In-Context

2 Zo spreekt de HEERE, de God Israels, zeggende: Schrijf u al de woorden, die Ik tot u gesproken heb, in een boek.
3 Want zie, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik de gevangenis van Mijn volk, Israel en Juda, wenden zal, zegt de HEERE; en Ik zal hen wederbrengen in het land, dat Ik hun vaderen gegeven heb, en zij zullen het erfelijk bezitten.
4 En dit zijn de woorden, die de HEERE gesproken heeft van Israel en van Juda.
5 Want zo zegt de HEERE: Wij horen een stem der verschrikking; er is vrees en geen vrede.
6 Vraagt toch en ziet, of een manspersoon baart? Waarom zie Ik dan eens iegelijken mans handen op zijn lenden, als van een barende vrouw, en alle aangezichten veranderd in bleekheid?
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.