Ver. 23 But this people hath a revolting and a rebellious heart They are not so obedient as the sea and its waves; nor so firm and stable as the sand that is set for the bound of it. This is a reproof and an aggravation of the revoltings and rebellions of this people: they are revolted and gone; they had departed from the ways of the Lord, and were gone back from his worship, as the Targum; and were gone into evil ways, and to a false worship; they not only had revolted, but they went on, they continued therein, and went further and further, off from God and his worship.
21
Hoort nu dit, gij dwaas en harteloos volk! die ogen hebben, maar zien niet, die oren hebben, maar horen niet.
22
Zult gijlieden Mij niet vrezen? spreekt de HEERE; zult gij voor Mijn aangezicht niet beven? Die der zee het zand tot een paal gesteld heb, met een eeuwige inzetting, dat zij daarover niet zal gaan; ofschoon haar golven zich bewegen, zo zullen zij toch niet vermogen, ofschoon zij bruisen, zo zullen zij toch daarover niet gaan.
23
Maar dit volk heeft een afvallig en wederspannig hart; zij zijn afgevallen en heengegaan;
24
En zij zeggen niet in hun hart: Laat ons nu den HEERE, onzen God, vrezen, Die den regen geeft, zo vroegen regen als spaden regen, op Zijn tijd; Die ons de weken, de gezette tijden van den oogst, bewaart.
25
Uw ongerechtigheden wenden die dingen af, en uw zonden weren dat goede van ulieden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.