Job 30:6

6 Opdat zij wonen zouden in de kloven der dalen, de holen des stofs en der steenrotsen.

Job 30:6 Meaning and Commentary

Job 30:6

To dwell in the cliffs of the valleys
Or "brooks" F12, in such hollow places as were made by floods and streams of waters:

[in] caves of the earth, and [in] the rocks;
where they betook themselves for fear of men, and through shame, being naked and miserable not fit to be seen: Job has respect to the Horites and Troglodytes, his neighbours, who dwelt in such places chiefly.


FOOTNOTES:

F12 (Mylxn) "torrentium", Tigurine version, Pagninus, Montanus

Job 30:6 In-Context

4 Die ziltige kruiden plukten bij de struiken, en welker spijze was de wortel der jeneveren.
5 Zij werden uit het midden uitgedreven; (men jouwde over hen, als over een dief),
6 Opdat zij wonen zouden in de kloven der dalen, de holen des stofs en der steenrotsen.
7 Zij schreeuwden tussen de struiken; onder de netelen vergaderden zij zich.
8 Zij waren kinderen der dwazen, en kinderen van geen naam; zij waren geslagen uit den lande.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.