Johannes 4:48

48 Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven.

Johannes 4:48 Meaning and Commentary

John 4:48

Then said Jesus unto him
With some degree of roughness in his speech, and severity in his countenance, in a way of reproof for his unbelief, as if he could not heal his son without going down to Capernaum along with him:

except ye see signs and wonders ye will not believe.
This was the cast of the Jews every where, both in Judea and Galilee; they required signs and miracles to be wrought, in confirmation of Christ's being the Messiah, and which indeed was but right; and Christ did perform them for that purpose: but their sin of unbelief lay in this, that they wanted still more and more signs; they could not be contented with what they had seen, but required more, being sluggish and backward to believe. Our Lord seems to say this chiefly for the sake of the Galilaeans, that were about him; who, though they might be acquainted with his former miracles, when among them, of turning water into wine, and had seen his wondrous works at the feast at Jerusalem, yet were very desirous of seeing more, and perhaps very pressing for this cure.

Johannes 4:48 In-Context

46 Zo kwam dan Jezus wederom te Kana in Galilea, waar Hij het water wijn gemaakt had. En er was een zeker koninklijk hoveling, wiens zoon krank was, te Kapernaum.

47 Deze, gehoord hebbende, dat Jezus uit Judea in Galilea kwam, ging tot Hem, en bad Hem, dat Hij afkwame, en zijn zoon gezond maakte; want hij lag op zijn sterven.

48 Jezus dan zeide tot hem: Tenzij dat gijlieden tekenen en wonderen ziet, zo zult gij niet geloven.

49 De koninklijke hoveling zeide tot Hem: Heere, kom af, eer mijn kind sterft.

50 Jezus zeide tot hem: Ga heen, uw zoon leeft. En de mens geloofde het woord, dat Jezus tot hem zeide, en ging heen.