Jozua 5:6

6 Want de kinderen Israels wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan was het ganse volk der krijgslieden, die uit Egypte gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam geweest waren, denwelken de HEERE gezworen had, dat Hij hun niet zoude laten zien het land, hetwelk de HEERE hun vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende van melk en honig.

Jozua 5:6 Meaning and Commentary

Joshua 5:6

For the children of Israel walked forty years in the
wilderness
Wanting a few days, the round number is given: not forty two, as the Septuagint version:

till all the people [that were] men of war, which came out of Egypt,
were consumed;
all that were above twenty years of age, excepting Joshua and Caleb:

because they obeyed not the voice of the Lord;
but murmured against him, and against his servants, and particularly against Aaron, being the high priest; and chiefly because of the report of the spies, and their murmurs then, which so incensed the Lord against them, that he threatened them with an entire consumption of their carcasses, and which accordingly was fulfilled, to which the following clause refers:

unto whom the Lord sware, that he would not show them the land which
the Lord sware unto their fathers that he would give us, a land that
floweth with milk and honey;
see ( Numbers 14:23 Numbers 14:24 ) .

Jozua 5:6 In-Context

4 Dit nu was de oorzaak, waarom hen Jozua besneed: al het volk, dat uit Egypte getogen was, de manspersonen, alle krijgslieden, waren gestorven in de woestijn, op den weg, nadat zij uit Egypte getogen waren.
5 Want al het volk, dat er uittoog, was besneden; maar al het volk, dat geboren was in de woestijn op den weg, nadat zij uit Egypte getrokken waren, hadden zij niet besneden.
6 Want de kinderen Israels wandelden veertig jaren in de woestijn, totdat vergaan was het ganse volk der krijgslieden, die uit Egypte gegaan waren; die de stem des HEEREN niet gehoorzaam geweest waren, denwelken de HEERE gezworen had, dat Hij hun niet zoude laten zien het land, hetwelk de HEERE hun vaderen gezworen had ons te zullen geven, een land vloeiende van melk en honig.
7 Maar hun zonen heeft Hij aan hun plaats gesteld; die heeft Jozua besneden, omdat zij de voorhuid hadden; want zij hadden hen op den weg niet besneden.
8 En het geschiedde, als men een einde gemaakt had van al dat volk te besnijden, zo bleven zij in hun plaats in het leger, totdat zij genezen waren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.