Klaagliederen 1:14

14 Nun. Het juk mijner overtredingen is aangebonden door Zijn hand, zij zijn samengevlochten, zij zijn op mijn hals geklommen; Hij heeft mijn kracht doen vervallen; de HEERE heeft mij in hun handen gegeven, ik kan niet opstaan.

Klaagliederen 1:14 Meaning and Commentary

Lamentations 1:14

The yoke of my transgressions is bound by his hand
That is, the punishment of her sins was laid upon her by the Lord himself; his hand was in it; it came from him; the Chaldeans were only instruments; and a heavy yoke this was. So the Targum renders it,

``the yoke of my rebellions is made heavy by his hand:''

they are wreathed, [and] come upon my neck;
or, "twisted together" ^F2; as lines to make a cord; or as several cords to make a rope; or as branches of trees or withes are implicated and entwined; and so the Targum,

``they are twisted together as the branches of a vine.''

It denotes the complication of judgments upon the Jewish nation for their sins, with which they were holden as with cords; and which were like ropes about their necks, very heavy and distressing to them, and from which they could not deliver themselves. Mr. Broughton thinks the apostle has reference to this passage; and explains it by the sin that easily besets, or cunningly wraps about, ( Hebrews 12:1 ) ; he hath made my strength to fall;
by the weight of punishment laid upon her, which she could not stand up under, but sunk and fell: this may be understood of her strong and mighty men; her men of valour and courage, who yet stumbled and fell: the Lord hath delivered me into [their] hands, [from whom] I am not
able to rise up;
meaning the Chaldeans; nor were the Jews at last delivered from them by their own strength, but by the means of Cyrus the Persian conquering Babylon.

---

FOOTNOTES:

F2 (wgrtvy) "involutae", Vatablus; "perplexae", Pagninus, Montanus, Calvin; "contortae", Piscator, Grotius, Michaelis.

Klaagliederen 1:14 In-Context

12 Lamed. Gaat het ulieden niet aan, gij allen, die over weg gaat? Schouwt het aan en ziet, of er een smart zij gelijk mijn smart, die mij aangedaan is, waarmede de HEERE mij bedroefd heeft ten dage der hittigheid Zijns toorns.

13 Mem. Van de hoogte heeft Hij een vuur in mijn beenderen gezonden, waarover Hij geheerst heeft; Hij heeft voor mijn voeten een net uitgebreid, Hij heeft mij achterwaarts doen keren, Hij heeft mij woest en ziek gemaakt den gansen dag.

14 Nun. Het juk mijner overtredingen is aangebonden door Zijn hand, zij zijn samengevlochten, zij zijn op mijn hals geklommen; Hij heeft mijn kracht doen vervallen; de HEERE heeft mij in hun handen gegeven, ik kan niet opstaan.

15 Samech. De Heere heeft al mijn sterken in het midden van mij vertreden; Hij heeft een bijeenkomst over mij uitgeroepen, om mijn jongelingen te verbreken; de Heere heeft de wijnpers der jonkvrouw, der dochter van Juda, getreden.

16 Ain. Om dezer dingen wille ween ik; mijn oog, mijn oog vliet af van water, omdat de trooster, die mijn ziel zou verkwikken, verre van mij is; mijn kinderen zijn verwoest, omdat de vijand de overhand heeft.