Leviticus 14:16

16 Dan zal de priester zijn rechtervinger indopen, nemende van die olie, die in zijn linkerhand is, en zal met zijn vinger van die olie zevenmaal sprengen, voor het aangezicht des HEEREN.

Leviticus 14:16 Meaning and Commentary

Leviticus 14:16

And the priest shall dip his right finger
The finger of his right hand, the forefinger of it: in the oil that [is] in his left hand;
either that is in his own left hand, or in the left hand of a fellow priest:

and shall sprinkle of the oil with his finger seven times before the
Lord;
that is, over against the house of the holy of holies, as Jarchi, where Jehovah dwelt; but standing at the same time at the door of the tabernacle of the congregation, which was eastward, and so he looked westward to the holy of holies; so says the Misnah ^F23, on which one of the commentators ^F24 observes, that he did not bring the oil into the temple to sprinkle it before the vail: but he stood in the court, and turned his face to the holy of holies, and so sprinkled upon the floor of the court: and the Jewish doctors are very express for it, according to the Misnah ^F25, that for every sprinkling there was a dipping; that as often as he sprinkled, so often he must dip his finger in the oil, and not that he might dip his finger once, and of that sprinkle two or three times; for the finger must be dipped seven times: this may denote the thanksgiving of the leper for his cleansing, proceeding from the grace of God, and the Lord's gracious acceptance of it.

---

FOOTNOTES:

F23 lbid.
F24 Bartenora in ib.
F25 Ibid.

Leviticus 14:16 In-Context

14 En de priester zal van het bloed des schuldoffers nemen, hetwelk de priester doen zal op het lapje van het rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets.

15 De priester zal ook uit den log der olie nemen, en zal ze op des priesters linkerhand gieten.

16 Dan zal de priester zijn rechtervinger indopen, nemende van die olie, die in zijn linkerhand is, en zal met zijn vinger van die olie zevenmaal sprengen, voor het aangezicht des HEEREN.

17 En van het overige van die olie, die in zijn hand zal zijn, zal de priester doen op het lapje van het rechteroor desgenen, die te reinigen is, en op den duim zijner rechterhand, en op den groten teen zijns rechtervoets, boven op het bloed des schuldoffers.

18 Dat nog overgebleven zal zijn van die olie, die in de hand des priesters geweest is, zal hij doen op het hoofd desgenen, die te reinigen is; zo zal de priester over hem verzoening doen voor het aangezicht des HEEREN.