Richtere 11:25

25 Nu voorts, zijt gij veel beter dan Balak, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten? heeft hij ooit met Israel getwist? heeft hij ook ooit tegen hen gekrijgd?

Richtere 11:25 Meaning and Commentary

Judges 11:25

And now art thou anything better than Balak the son of Zippor
king of Moab?
&c.] This argument seems to strengthen the conjecture, that this king was king of Moab at this time, and so Balak was one of his predecessors. Now he is asked, whether he thought he was a wiser and more knowing prince than he, as to what was his right and due; or whether he had a better claim, or any additional one to the land in dispute the other had not; or whether he judged he was more able to regain what belonged to him:

did he ever strive against Israel?
for the land they took away from Sihon formerly in the possession of the Moabites? did he ever lay any claim to it, or enter into any dispute, or litigate with Israel about it? not at all:

or did he ever fight against Israel?
that is, on that account; no, he sent for Balaam to curse Israel, and sought to defend and secure his own country he was in possession of, which he thought was in danger by the Israelites being so near him; but he never made war with them under any such pretence, that they had done him any injury by inheriting the land they had taken from Sihon and Og, kings of the Amorites.

Richtere 11:25 In-Context

23 Zo heeft nu de HEERE, de God Israels, de Amorieten voor het aangezicht van zijn volk Israel uit de bezitting verdreven; en zoudt gij hunlieder erfgenaam zijn?

24 Zoudt gij niet dengene erven, dien uw god Kamos voor u uit de bezitting verdreef? Alzo zullen wij al dengene erven, dien de HEERE, onze God, voor ons aangezicht uit de bezitting verdrijft.

25 Nu voorts, zijt gij veel beter dan Balak, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten? heeft hij ooit met Israel getwist? heeft hij ook ooit tegen hen gekrijgd?

26 Terwijl Israel driehonderd jaren gewoond heeft in Hesbon, en in haar stedekens, en in Aroer, en in al de stedekens, en in al de steden, die aan de zijde van de Arnon zijn; waarom hebt gij het dan in die tijd niet gered?

27 Ook heb ik tegen u niet gezondigd, maar gij doet kwalijk bij mij, dat gij tegen mij krijgt; de HEERE, Die Rechter is, richte heden tussen de kinderen Israels en tussen de kinderen Ammons!