Richtere 2:14

14 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij gaf hen in de hand der rovers, die hen beroofden; en Hij verkocht hen in de hand hunner vijanden rondom; en zij konden niet meer bestaan voor het aangezicht hunner vijanden.

Richtere 2:14 Meaning and Commentary

Judges 2:14

And the anger of the Lord was hot against Israel
For the idolatries they were guilty of; it burned within him, it broke forth, and was poured out like fire on them, and consumed them; see ( Nahum 1:6 ) ;

and he delivered them into the hands of spoilers that spoiled them;
that rifled their houses, and plundered them of their goods and substance:

and he sold them into the hands of their enemies round about;
the is, delivered them into their hands, who carried them captive, where they were as men sold for slaves; see ( Psalms 44:12 ) ; and this was in just retaliation, that as they had said themselves to work wickedness, the Lord sold them into the hands of their enemies for their wickedness; and, as they had followed the gods of the people round about them, so he delivered them up, into the hands of their enemies round about them, as the Mesopotamians, Moabites, Midianites, Philistines, and Ammonites:

so that they could not any longer stand before their enemies;
but turned their backs on them, and fled whenever engaged in war with them.

Richtere 2:14 In-Context

12 En zij verlieten den HEERE, hunner vaderen God, Die hen uit Egypteland had uitgevoerd, en volgden andere goden na, van de goden der volken, die rondom hen waren, en bogen zich voor die, en zij verwekten den HEERE tot toorn.

13 Want zij verlieten den HEERE, en dienden de Baal en Astharoth.

14 Zo ontstak des HEEREN toorn tegen Israel, en Hij gaf hen in de hand der rovers, die hen beroofden; en Hij verkocht hen in de hand hunner vijanden rondom; en zij konden niet meer bestaan voor het aangezicht hunner vijanden.

15 Overal, waarheen zij uittogen, was de hand des HEEREN tegen hen, ten kwade, gelijk als de HEERE gesproken, en gelijk als de HEERE gezworen had; en hun was zeer bang.

16 En de HEERE verwekte richteren, die hen verlosten uit de hand dergenen, die hen beroofden;