Richtere 8:26

26 En het gewicht der gouden voorhoofdsierselen, die hij begeerd had, was duizend en zevenhonderd sikkelen gouds, zonder de maantjes, en ketenen, en purperen klederen, die de koningen der Midianieten aangehad hadden, en zonder de halsbanden, die aan de halzen hunner kemelen geweest waren.

Richtere 8:26 Meaning and Commentary

Judges 8:26

And the weight of the golden earrings he requested was
one thousand and seven hundred shekels of gold
Which, as Schcuchzer F5 computes, was eight hundred and ten ounces, five drachms, one scruple, and ten grains, of the weight of physicians; but as reckoned by Moatanus F6 amounted to eight hundred and fifty ounces, and were of the value of 6800 crowns of gold; and, according to Waserus F7, it amounted to 3400 Hungarian pieces of gold, and of their money at Zurich upwards of 15,413 pounds, and of our money 2,380 pounds:

besides ornaments;
such as were upon the necks of the camels, ( Judges 8:21 ) for the same word is used here as there:

and collars;
the Targum renders it a crown, and Ben Melech says in the Arabic language the word signifies clear crystal; but Kimchi and Ben Gersom take them to be golden vessels, in which they put "stacte", or some odoriferous liquor, and so were properly smelling bottles:

and purple raiment that was on the kings of Midian;
which it seems was the colour that kings wore, as they now do; so Strabo F8 says of the kings of Arabia, that they are clothed in purple:

and besides the chains that were about their camels' necks;
which seem to be different from the other ornaments about them, since another word is here used; now all these seem to have been what fell to his share, as the general of the army, and not what were given him by the people.


FOOTNOTES:

F5 Physica Sacra, vol. 3. p. 468.
F6 Tubal Cain, p. 15.
F7 De Numis. Heb. l. 2. c. 10.
F8 Geograph. l. 16. p. 539.

Richtere 8:26 In-Context

24 Voorts zeide Gideon tot hen: Een begeerte zal ik van u begeren: geeft mij maar een iegelijk een voorhoofdsiersel van zijn roof; want zij hadden gouden voorhoofdsierselen gehad, dewijl zij Ismaelieten waren.
25 En zij zeiden: Wij zullen ze gaarne geven; en zij spreidden een kleed uit, en wierpen daarop een iegelijk een voorhoofdsiersel van zijn roof.
26 En het gewicht der gouden voorhoofdsierselen, die hij begeerd had, was duizend en zevenhonderd sikkelen gouds, zonder de maantjes, en ketenen, en purperen klederen, die de koningen der Midianieten aangehad hadden, en zonder de halsbanden, die aan de halzen hunner kemelen geweest waren.
27 En Gideon maakte daarvan een efod, en stelde die in zijn stad, te Ofra; en gans Israel hoereerde aldaar denzelven na; en het werd Gideon en zijn huis tot een valstrik.
28 Alzo werden de Midianieten ten onder gebracht voor het aangezicht der kinderen Israels, en hieven hun hoofd niet meer op. En het land was stil veertig jaren, in de dagen van Gideon.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.