Ruth 4:8

8 Zo zeide de losser tot Boaz: Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen uit.

Ruth 4:8 Meaning and Commentary

Ruth 4:8

And therefore the kinsman said unto Boaz, buy it for me
Which is repeated to show he gave his full consent to it, that he should make the purchase of it if he pleased, and which he confirmed by the following rite:

so he drew off his shoe;
thereby signifying that he relinquished his right to the purchase of the estate, and ceded it to him; the Targum has it,

``and Boaz drew off the glove off his right hand, and bought it of him;''

and so Aben Ezra,

``and Boaz drew off his shoe, and gave it to his kinsman,''

as if this was some acknowledgment for yielding his right unto him; and about this there is a great dissension among the Jewish writers ^F12; one says it was the shoe of Boaz that was plucked off; another says it was the shoe of the kinsman; which latter seems most correct: and it may be observed, that this custom is different from what is enjoined ( Deuteronomy 25:6-11 ) there the woman was to pluck off the shoe of him that refused to marry her, but here the man plucked off his own shoe, who chose not to redeem; nor is there mention of spitting in his face; nor does it appear that Ruth did the one or the other; though Josephus ^F13 affirms it, and says, that she both plucked off his shoe, and spit in his face; neither of which are mentioned.

---

FOOTNOTES:

F12 Midrash Ruth, fol. 35. 2.
F13 Ut supra. (Antiqu. l. 5. c. 9. sect. 4.)

Ruth 4:8 In-Context

6 Toen zeide die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve; los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen.

7 Nu was dit van ouds een gewoonheid in Israel, bij de lossing en bij de verwisseling, om de ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit was tot een getuigenis in Israel.

8 Zo zeide de losser tot Boaz: Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen uit.

9 Toen zeide Boaz tot de oudsten en al het volk: Gijlieden zijt heden getuigen, dat ik aanvaard heb alles, wat van Elimelech geweest is, en alles, wat van Chiljon en Machlon geweest is, van de hand van Naomi.

10 Daartoe aanvaard ik mij ook Ruth, de Moabietische, de huisvrouw van Machlon, tot een vrouw, om den naam des verstorvenen over zijn erfdeel te verwekken, opdat de naam des verstorvenen niet worde uitgeroeid van zijn broederen, en van de poort zijner plaats; gijlieden zijt heden getuigen.