Ruth 4:6

6 Toen zeide die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve; los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen.

Ruth 4:6 Meaning and Commentary

Ruth 4:6

And the kinsman said, I cannot redeem it for myself
On such a condition, because he had a wife, as the Targum suggests; and to take another would, as that intimates, tend to introduce contention into his family, and make him uncomfortable; so Josephus says ^F8, he had a wife and children, for that reason it was not convenient for him to take the purchase on such a condition:

lest I mar my own inheritance;
he considered, that as he had a wife and children already and as he might have more by marrying Ruth, his family expenses would be increased, and his estate diminished; and what would remain must be divided among many, and this estate in particular go to Ruth's firstborn, whereby his own inheritance would be scattered and crumbled, and come to little or nothing; add to all which, he might suppose that her ancient mother Naomi would be upon his hands to maintain also:

redeem thou my right for thyself
which I am ready to give up to thee, for thou hast no wife, as the Targum expresses it:

for I can not redeem it;
in the circumstances I am, and upon the condition annexed to the purchase.

---

FOOTNOTES:

F8 Antiqu. l. 5. c. 9. sect. 4.

Ruth 4:6 In-Context

4 En ik heb gezegd: Ik zal het voor uw oor openbaren, zeggende: Aanvaard het in tegenwoordigheid der inwoners, en in tegenwoordigheid der oudsten mijns volks; zo gij het zult lossen, los het; en zo men het ook niet zou lossen, verklaar het mij, dat ik het wete; want er is niemand, behalve gij, die het losse, en ik na u. Toen zeide hij: Ik zal het lossen.

5 Maar Boaz zeide: Ten dage, als gij het land aanvaardt van de hand van Naomi, zo zult gij het ook aanvaarden van Ruth, de Moabietische, de huisvrouw des verstorvenen, om den naam des verstorvenen te verwekken over zijn erfdeel.

6 Toen zeide die losser: Ik zal het voor mij niet kunnen lossen, opdat ik mijn erfdeel niet misschien verderve; los gij mijn lossing voor u; want ik zal niet kunnen lossen.

7 Nu was dit van ouds een gewoonheid in Israel, bij de lossing en bij de verwisseling, om de ganse zaak te bevestigen, zo trok de man zijn schoen uit en gaf die aan zijn naaste; en dit was tot een getuigenis in Israel.

8 Zo zeide de losser tot Boaz: Aanvaard gij het voor u; en hij trok zijn schoen uit.