Daniël 11:1-9

1 Ik nu, ik stond in het eerste jaar van Darius den Meder, om hem te versterken en te stijven.
2 En nu, ik zal u de waarheid te kennen geven; ziet, er zullen nog drie koningen in Perzie staan, en de vierde zal verrijkt worden met grote rijkdom, meer dan al de anderen; en nadat hij zich in zijn rijkdom zal versterkt hebben, zal hij ze allen verwekken tegen het koninkrijk van Griekenland.
3 Daarna zal er een geweldig koning opstaan, die met grote heerschappij heersen zal, en hij zal doen naar zijn welgevallen.
4 En als hij zal staan, zal zijn rijk gebroken, en in de vier winden des hemels verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet naar zijn heerschappij, waarmede hij heerste; want zijn rijk zal uitgerukt worden, en dat voor anderen dan deze.
5 En de koning van het Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch een ander zal sterker worden dan hij, en hij zal heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn.
6 Op het einde nu van sommige jaren, zullen zij zich met elkander bevrienden, en de dochter des konings van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken; doch zij zal de macht des arms niet behouden, daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden.
7 Doch uit de spruit van haar wortelen zal er een opstaan in zijn staat, die zal met heirkracht komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen des konings van het Noorden, en hij zal tegen dezelve doen, en hij zal ze bemachtigen.
8 Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten van zilver en goud, in de gevangenis naar Egypte brengen; en hij zal enige jaren staande blijven boven den koning van het Noorden.
9 Alzo zal de koning van het Zuiden in het koninkrijk komen, en hij zal wederom in zijn land trekken.

Daniël 11:1-9 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DANIEL 11

In this chapter the angel makes good his promise to Daniel, that he would show him what was written in the Scripture of truth, concerning the monarchies of the earth, and what would befall his people the Jews in the latter days; and after he had observed that he had strengthened and confirmed Darius the Mede, who was the first king of the then present flourishing monarchy, Da 11:1, he foretells the number of the kings of Persia, and particularly describes the fourth, Da 11:2 predicts the rise of the Grecian monarchy under Alexander the great, and the disposition of it after his death, Da 11:3,4 and then proceeds to give an account of the two principal kingdoms of that monarchy, into which it was divided, the Seleucidae and Lagidae; and of their kings, the king of Egypt, and the king of Syria, under the names of the king of the south, and the king of the north, and of their power and agreement, Da 11:5,6 and then of their various wars between themselves and others, and the success of them, Da 11:7-20, and particularly of Antiochus, his character and manner of coming to the kingdom, and of his wars with the king of Egypt, and the issue of them, Da 11:21-29 and of his persecution of the Jews, and the distress he should bring on them, and the use it should be of to the godly among them, Da 11:30-35, and then his antitype, antichrist, is described; the western antichrist, his character and actions, Da 11:36-39 then the eastern, his power, wealth and riches, hail and rain, Da 11:40-45.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.