Daniël 11:5

5 En de koning van het Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch een ander zal sterker worden dan hij, en hij zal heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn.

Daniël 11:5 Meaning and Commentary

Daniel 11:5

And the king of the south shall be strong
That is, the king of Egypt, which lay south to Syria, as Syria lay north to Egypt; and therefore the king of the one is called the king of the south, and the other the king of the north, throughout this prophecy; and by the king of the south, or Egypt, is here meant Ptolemy Lagus, one of Alexander's generals, who had Egypt for his share; and a very powerful king he was; for he reigned over Egypt, Lybia, Cyrene, Ethiopia, Arabia, Phoenicia, Coelesyria, Cyprus, and several isles in the Aegean sea, and many cities in Greece: and one of his princes;
not of Ptolemy king of Egypt, but of Alexander the great; and this is Seleucus Nicator, afterwards called king of the north, having Syria for his part, which lay to the north of Egypt, as before observed: and he shall be strong above him, and have dominion;
that is, be a greater and more powerful prince than Ptolemy king of Egypt: his dominion shall be a great dominion;
even greater than the others; for he reigned over Macedonia, Greece, Thrace, Asia, Syria, Babylonia, Media, and all the eastern countries as far as India; even from Taurus to the river Indus, and so likewise from Taurus to the Aegean sea: these two are only mentioned, who shared the Persian monarchy, because the Jews were only affected by them, for the sake of whom this prophecy is delivered.

Daniël 11:5 In-Context

3 Daarna zal er een geweldig koning opstaan, die met grote heerschappij heersen zal, en hij zal doen naar zijn welgevallen.
4 En als hij zal staan, zal zijn rijk gebroken, en in de vier winden des hemels verdeeld worden, maar niet aan zijn nakomelingen, ook niet naar zijn heerschappij, waarmede hij heerste; want zijn rijk zal uitgerukt worden, en dat voor anderen dan deze.
5 En de koning van het Zuiden, die een van zijn vorsten is, zal sterk worden; doch een ander zal sterker worden dan hij, en hij zal heersen; zijn heerschappij zal een grote heerschappij zijn.
6 Op het einde nu van sommige jaren, zullen zij zich met elkander bevrienden, en de dochter des konings van het Zuiden zal komen tot den koning van het Noorden, om billijke voorwaarden te maken; doch zij zal de macht des arms niet behouden, daarom zal hij, noch zijn arm, niet bestaan; maar zij zal overgegeven worden, en die haar gebracht hebben, en die haar gegenereerd heeft, en die haar gesterkt heeft in die tijden.
7 Doch uit de spruit van haar wortelen zal er een opstaan in zijn staat, die zal met heirkracht komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen des konings van het Noorden, en hij zal tegen dezelve doen, en hij zal ze bemachtigen.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.