Deuteronomium 12:23-32

23 Alleen houdt vast, dat gij het bloed niet eet; want het bloed is de ziel; daarom zult gij de ziel met het vlees niet eten;
24 Gij zult dat niet eten; op de aarde zult gij het uitgieten als water;
25 Gij zult dat niet eten; opdat het u, en uw kinderen na u, welga, als gij zult gedaan hebben, wat recht is in de ogen des HEEREN.
26 Doch uw heilige dingen, die gij hebben zult, en uw geloften zult gij opnemen, en komen tot de plaats, die de HEERE verkiezen zal;
27 En gij zult uw brandofferen, het vlees en het bloed, bereiden op het altaar des HEEREN, uws Gods; en het bloed uwer slachtofferen zal op het altaar des HEEREN, uws Gods, worden uitgegoten; maar het vlees zult gij eten.
28 Neemt waar, en hoort al deze woorden, die ik u gebiede, opdat het u, en uw kinderen na u, welga tot in eeuwigheid, als gij zult gedaan hebben wat goed en recht is in de ogen des HEEREN, uws Gods.
29 Wanneer de HEERE, uw God, voor uw aangezicht zal hebben uitgeroeid de volken, naar dewelke gij heengaat, om die erfelijk te bezitten; en gij die erfelijk zult bezitten, en in hun land wonen;
30 Wacht u, dat gij niet verstrikt wordt achter hen, nadat zij voor uw aangezicht zullen verdelgd zijn; en dat gij niet vraagt naar hun goden, zeggende: Gelijk als deze volken hun goden gediend hebben, alzo zal ik ook doen.
31 Gij zult alzo niet doen den HEERE, uw God; want al wat den HEERE een gruwel is, dat Hij haat, hebben zij hun goden gedaan; want zij hebben ook hun zonen en hun dochteren met vuur verbrand voor hun goden.
32 Al dit woord, hetwelk ik ulieden gebiede, zult gij waarnemen om te doen; gij zult daar niet toedoen, en daarvan niet afdoen.

Deuteronomium 12:23-32 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DEUTERONOMY 12

In this chapter orders are given to destroy all altars, pillars, groves, and images, made for the worship of idols in the land of Canaan, De 12:1-3 and to bring all sacrifices and holy things unto the place which the Lord should choose for his habitation, and not do as they then did, not being come to their rest, De 12:4-14, flesh for their common food might be killed and eaten in their own houses, provided they did not eat the blood, but poured it out upon the earth, De 12:15-25, tithes, vows, and freewill offerings, were to be eaten in the holy place, De 12:17-19 and burnt offerings to be offered on the altar of the Lord and the blood of them to be poured out upon the altar, De 12:26-28, all which they were carefully to observe, De 12:29, and they are cautioned against idolatry, and inquiring after the manner of it, as practised by the old inhabitants of the land, and introducing their customs into the service of God, De 12:30-32.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.