Esther 6:1-7

1 In denzelfden nacht was de slaap van den koning geweken, en hij zeide, dat men het boek der gedachtenissen, de kronieken, brengen zou; en zij werden in de tegenwoordigheid des konings gelezen.
2 En men vond geschreven, dat Mordechai had te kennen gegeven van Bigthana en Theres, twee kamerlingen des konings, uit de dorpelwachters, die de hand zochten te leggen aan den koning Ahasveros.
3 Toen zeide de koning: Wat eer en verhoging is Mordechai hierover gedaan? En de jongelingen des konings, zijn dienaars, zeiden: Aan hem is niets gedaan.
4 Toen zeide de koning: Wie is in het voorhof? (Haman nu was gekomen in het buitenvoorhof van het huis des konings, om den koning te zeggen, dat men Mordechai zou hangen aan de galg, die hij hem had doen bereiden.)
5 En des konings jongelingen zeiden tot hem: Zie, Haman staat in het voorhof. Toen zeide de koning: Dat hij inkome.
6 Als Haman ingekomen was, zo zeide de koning tot hem: Wat zal men met dien man doen, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft? Toen zeide Haman in zijn hart: Tot wien heeft de koning een welbehagen, om hem eer te doen, meer dan tot mij?
7 Daarom zeide Haman tot den koning: Den man, tot wiens eer de koning een welbehagen heeft,

Esther 6:1-7 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ESTHER 6

Ahasuerus, not being able to sleep in the night, ordered the book of records to be brought and read to him, where a fact of Mordecai's was registered, and, upon inquiry, it appeared that nothing had been done to him for it, Es 6:1-3 and Haman being in the outward court, was ordered in, with whom the king consulted what should be done to the man the king delighted to honour; to which Haman gave answer, and was bid to do as he said, Es 6:4-10, which he did, but went home after it confounded and sorrowful, and told his mournful case to his wife and friends, who plainly foresaw his downfall, Es 6:11-14.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.