Exodus 12:6-16

6 En gij zult het in bewaring hebben tot den veertienden dag dezer maand; en de ganse gemeente der vergadering van Israel zal het slachten tussen twee avonden.
7 En zij zullen van het bloed nemen, en strijken het aan beide zijposten, en aan den bovendorpel, aan de huizen, in welke zij het eten zullen.
8 En zij zullen het vlees eten in denzelfden nacht, aan het vuur gebraden, met ongezuurde broden; zij zullen het met bittere saus eten.
9 Gij zult daarvan niet rauw eten, ook geenszins in water gezoden; maar aan het vuur gebraden, zijn hoofd met zijn schenkelen en met zijn ingewand.
10 Gij zult daarvan ook niet laten overblijven tot den morgen; maar hetgeen daarvan overblijft tot den morgen, zult gij met vuur verbranden.
11 Aldus nu zult gij het eten: uw lenden zullen opgeschort zijn, uw schoenen aan uw voeten, en uw staf in uw hand; en gij zult het met haast eten; het is des HEEREN pascha.
12 Want Ik zal in dezen nacht door Egypteland gaan, en alle eerstgeborenen in Egypteland slaan, van de mensen af tot de beesten toe; en Ik zal gerichten oefenen aan alle goden der Egyptenaren, Ik, de HEERE!
13 En dat bloed zal ulieden tot een teken zijn aan de huizen, waarin gij zijt; wanneer Ik het bloed zie, zal Ik ulieden voorbij gaan; en er zal geen plaag onder ulieden ten verderve zijn, wanneer Ik Egypteland slaan zal.
14 En deze dag zal ulieden wezen ter gedachtenis, en gij zult hem den HEERE tot een feest vieren; gij zult hem vieren onder uw geslachten tot een eeuwige inzetting.
15 Zeven dagen zult gijlieden ongezuurde broden eten; maar aan den eersten dag zult gij het zuurdeeg wegdoen uit uw huizen; want wie het gedesemde eet, van den eersten dag af tot op den zevenden dag, diezelve ziel zal uitgeroeid worden uit Israel.
16 En op den eersten dag zal er een heilige verzameling zijn; ook zult gij een heilige verzameling hebben op den zevenden dag; er zal geen werk op denzelven gedaan worden; maar wat van iedere ziel gegeten zal worden, datzelve alleen mag van ulieden toegemaakt worden.

Exodus 12:6-16 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 12

This chapter begins with observing, that the month in which the above wonders were wrought in Egypt, and the following ordinance appointed to the Israelites, should hereafter be reckoned the first month in the year, Ex 12:1,2 on the tenth day of which a lamb here described was to be taken and kept till the fourteenth, and then slain, and its blood sprinkled on the posts of the houses of the Israelites, Ex 12:3-7, the manner of dressing and eating it is shown, Ex 12:8-11 and the reason of the institution of this ordinance being given, Ex 12:12-14, and an order to eat unleavened bread during seven days, in which the feast was to be kept, Ex 12:15-20, directions are also given for the immediate observance of it, and particularly about the sprinkling of the blood of the lamb, and the use of it, Ex 12:21-23, and this ordinance, which they were to instruct their children in, was to be kept by them in succeeding ages for ever, Ex 12:24-27 about the middle of the night it was first observed, all the firstborn in Egypt were slain, which made the Egyptians urgent upon the Israelites to depart in haste, Ex 12:28-33 and which they did with their unleavened dough, and with great riches they had borrowed of the Egyptians, Ex 12:34-36, the number of the children of Israel at the time of their departure, the mixed multitude and cattle that went with them, their baking their unleavened cakes, the time of their sojourning in Egypt, and of their coming out of it that night, which made it a remarkable one, are all particularly taken notice of, Ex 12:37-42, laws and rules are given concerning the persons that should partake of the passover, Ex 12:43-49 and the chapter is concluded with observing, that it was kept according to the command of God, and that it was on the same day it was first instituted and kept that Israel were brought out of Egypt, Ex 12:50,51.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.