Ezechiël 34:15-25

15 Ik zal Mijn schapen weiden, en Ik zal ze legeren, spreekt de Heere HEERE.
16 Het verlorene zal Ik zoeken, en het weggedrevene zal Ik wederbrengen, en het gebrokene zal Ik verbinden, en het kranke zal Ik sterken; maar het vette en het sterke zal Ik verdelgen, Ik zal ze weiden met oordeel.
17 Want gij, o Mijn schapen! de Heere HEERE zegt alzo: Ziet, Ik zal richten tussen klein vee en klein vee, tussen de rammen en de bokken.
18 Is het u te weinig, dat gij de goede weide afweidt? Zult gij nog het overige uwer weide met uw voeten vertreden? En zult gij de bezonkene wateren drinken, en de overgelatene met uw voeten vermodderen?
19 Mijn schapen dan, zullen zij afweiden, wat met uw voeten vertreden is, en drinken, wat met uw voeten vermodderd is?
20 Daarom zegt de Heere HEERE alzo tot hen: Ziet Ik, ja, Ik zal richten tussen het vette klein vee, en tussen het magere klein vee.
21 Omdat gij al de zwakken met de zijde en met den schouder verdringt, en met uw hoornen stoot, totdat gij dezelve naar buiten toe verstrooid hebt;
22 Daarom zal Ik Mijn schapen verlossen, dat zij niet meer tot een roof zullen zijn; en Ik zal richten tussen klein vee en klein vee.
23 En Ik zal een enigen Herder over hen verwekken, en Hij zal hen weiden, namelijk Mijn knecht David; die zal ze weiden, en Die zal hun tot een Herder zijn.
24 En Ik, de HEERE, zal hun tot een God zijn; en Mijn knecht David zal Vorst zijn in het midden van hen, Ik, de HEERE, heb het gesproken.
25 En Ik zal een verbond des vredes met hen maken, en zal het boos gedierte uit het land doen ophouden; en zij zullen zeker wonen in de woestijn, en slapen in de wouden.

Ezechiël 34:15-25 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 34

In the former chapter the prophet prophesies against the people of the Jews, both those of the captivity, and those who were not; and here against the shepherds of Israel. This he is bid to do, Eze 34:1,2, whose cruelty to the flock, negligence and unfaithfulness are exposed, Eze 34:3-6, for which reasons they are threatened to be deprived of their office, Eze 34:7-10, and the Lord promises to take the care of the flock upon himself, to seek out his sheep, and feed them, and do every kind office to them, Eze 34:11-16 and then the strong of the flock, that oppressed the weak, are threatened with punishment, Eze 34:17-22 and the promise of the Messiah, as the shepherd of the flock, is made, under whom all prosperity and happiness might be expected, Eze 34:23-31.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.