Ezechiël 39:1-8

1 Voorts, gij mensenkind! profeteer tegen Gog, en zeg: Zo zegt de Heere HEERE: Zie, Ik wil aan u, o Gog, hoofdvorst van Mesech en Tubal!
2 En Ik zal u omwenden, en een zeshaak in u slaan, en u optrekken uit de zijden van het noorden, en Ik zal u brengen op de bergen Israels.
3 Maar Ik zal uw boog uit uw linkerhand slaan, en Ik zal uw pijlen uit uw rechterhand doen vallen.
4 Op de bergen Israels zult gij vallen, gij en al uw benden, en de volken, die met u zijn; Ik heb u aan de roofvogelen, aan het gevogelte van allen vleugel, en aan het gedierte des velds ter spijze gegeven.
5 Op het open veld zult gij vallen; want Ik heb het gesproken, spreekt de Heere HEERE.
6 En Ik zal een vuur zenden in Magog, en onder degenen, die in de eilanden zeker wonen; en zij zullen weten, dat Ik de HEERE ben.
7 En Ik zal Mijn heiligen Naam in het midden van Mijn volk Israel bekend maken, en zal Mijn heiligen Naam niet meer laten ontheiligen; en de heidenen zullen weten, dat Ik de HEERE ben, de Heilige in Israel.
8 Ziet, het komt en zal geschieden, spreekt de Heere HEERE; dit is de dag, van welken Ik gesproken heb.

Ezechiël 39:1-8 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 39

This chapter is a continuation of the prophecy of the destruction of Gog, which is both repeated, and more largely described, Eze 39:1-8, then follows an account of the burning of his weapons of war, which will last seven years in burning, during which time there will be no need of the use of wood, Eze 39:9,10, and of the burial of him, and many of his army; the place where, and the time that will be taken up in doing this, even seven months, are observed, Eze 39:11-16, and every feathered fowl and beast of the field are called upon to feed on the flesh of those that are left unburied, Eze 39:17-20 and by all this the glory of the Lord will be seen, known, and acknowledged, both by the Heathens, and by the house of Israel, Eze 39:21,22, and the former will also be informed that the present captivity of the Jews has been for their sins and transgressions, Eze 39:23,24, and the chapter is concluded with a promise of their return from captivity, when they shall know the Lord, and their interest in him; who will after this no more hide his face from them, but pour out his Spirit upon them, under whose influence they shall ever continue, Eze 39:25-29.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.